maandag 24 december 2012

Kerstspeech

Gisteren dronk ik bier
En ook Remy Martin
Ik speelde met de Wii

Buiten was er wind
Een kind lag te slapen
Kleding lag al klaar

Vandaag eten we hapjes
En stierven twee kippen
Vanavond is het ook nog kerst

donderdag 20 december 2012

Tja, een kerstgedicht

Ze draagt een sterrenbroek
Zwarte gaten en al
Plekken waar de zon nooit schijnt

Ik zag nooit het noorderlicht
In het echte leven -dat is
speur geniepig haar broek af

Feitelijk maak je een busreis
Zo spannend als je zelf

Daar de poolster
Ik volg hem
Wie weet wat me dat brengt

dinsdag 18 december 2012

Stilte!

Ze zegt dat het stil is in huis
De kat miauwt en afzuigkap loeit
Een stofzuiger aan je oor, ja!

Inheemse geluiden komen vanuit een toilet
De vriezer slaat aan alsof er inbrekers zijn
Op straat slaan ze op de vlucht

De kat stoot iets om
Het valt hard op de grond

Met plofjes daalt het de trap af
Komt liggen op de buik
Ja, het is stil
Zo stil dat woorden__________

Als de telefoon gaat
Win ik

maandag 17 december 2012

Dwang

Ik kan boekhandels niet weerstaan
-evenmin Ierse Pubs,
als ik
mijn voeten maar hard genoeg uit zuigzand moet trekken

Daar drink ik koffie
met lieden die ik niet ken
Groepen roofvogels die sneppen

Dan vervorm ik klanken
om te betalen
Vanavond later -kom ik met een plastic tas




13-12-2012

zondag 16 december 2012

Die ochtend in bed vond ik haar, dood –helaas
Ik had haar veel te vertellen,
Zo voor het begin van de dag.

Waar mijn dromen stokte bijvoorbeeld
En ik van een hek viel –precies dat moment

Zal ik je koffie brengen
Wat ben je lekker warm

De slaap had ik uit je ogen
Maar die zat nu wel erg vast

Ik ben dus maar begonnen
Met de trap af te doen

Zonder wat te zeggen

dinsdag 27 november 2012

Bibliotheekboek maakt belofte

De bibliotheek heeft een korreltapijt
Oksels van meisjes zijn soms:
een pas gemaaid gazon;
fris na de regenbui

De meisjes harsen hun benen
in hakjes lopen ze op de vloer
het klik-klak klik-klak is voer
voor de dichter

Als ze naderbij komen
kun je ze pas echt beschrijven
dan wordt gazon een speelweide
een glad been een glijbaan

Als ze mij oppakken
kunnen ze het lezen
-op CD fluister ik het
desnoods

zaterdag 24 november 2012

De ochtenden 2

Ik zit tussen de afwas
Ondergedompeld in schuimwater
Mijn woorden: odes die niemand hoort

Schoonheid en proper zijn
twee verschillen samensmeltend
op de bodem bij de vaat

Waar overheerlijk eten
spoelend water en sop samenkomen
Een soort happy meal in de darmen

de smaak is eender hier
Alles smaakt naar het rottingsproces
van zeep, de schoonheid van de avond

moet proper zijn
samen met mij spoel ik het weg
Zo is het ritme nu eenmaal.




donderdag 22 november 2012

De Ochtenden


Weliswaar zijn de hersens
al wakker het lichaam zeult
wil eigenlijk nog wat anders

buiten ben je alleen
onder een dekbed met zaklamp

je benen bewegen en voeren
de stoep gewicht

Je handen in zakken
behaagziek zijn ze

verwende kereltjes
die nog even mogen slapen.

dinsdag 20 november 2012

Donderdag


Een korenblauw bloempje, vertrapt tussen de klinkers trok haar aandacht. Ze keek er naar in het passeren. De grove klinkers met witte en grijze kiezels en het heldere blauw, kwamen haar kil voor. Het is dat er zo veel omstanders waren, anders had ze er op willen spuwen. Nu duwde ze met haar hak het bloemetje nog dieper in het grind. Sterf!

Bij de stoplichten wacht ze netjes tot het licht op groen springt. Even draalt ze alvorens ze oversteekt. De hoop dat het licht op rood springt. Ze ziet de auto’s van verder, snel naderen, wetende dat ze zullen stoppen. Haar armen wil ze spreiden, stilstaan en wachten op de klap, zie hier, aanschouw mij en rijdt mij dood. Haar linkerschoen blijft plakken op de voorruit van een groene Renault. Rood op grijs is ook mooi.

De boodschappen worden mechanisch op het aanrecht geladen en vanaf daar gedistribueerd naar de koelkast, de vriezer en de voorraadkast. Ze steekt als ze klaar is een sigaret op en kijkt naar de klok. Ruim een uur.

Zojuist in de brandgang zag ze drie kleine oranje bloemetjes, ze kregen de schuld van alles en werden vertrapt.

In huis laat ze zich zakken op een stoel, ze kijkt voor zich uit, kijkt naar het passeren van seconden en telt mee. Dan staat ze op, ze pakt de kranten van de afgelopen week van de tafel en legt ze bij het oud papier, de stofzuiger wordt aangezet, de afwas wordt snel en efficiënt gedaan. Dan gaat ze weer zitten op de stoel.

Eigenlijk zijn er heel veel woorden. Genoeg om even te kletsen. Ze wacht nog drie kwartier.

zondag 18 november 2012

Van de pot gerukt

Schrijft een gedicht aan je
Onderwijl hij poept
Dat heet intimiteit

Normaliter durft hij
Het krantenblad niet om te slaan
Vanwege de stank en het zicht

Bij jou heeft hij er schijt aan
Zonder intimiteit lieverd
Is er geen klap aan.

Gedicht

In drie zinnen zet je neer
zonder interpunctie
de gedachten zeggen ook geen komma







.

maandag 12 november 2012

Een onverwachte stoofpotavond

Mildred kwam thuis, de blosjes op haar wangen en de nauwelijks waarneembare pareltjes aan zweet, logen niet over de opgewonden status die ze had. Ze plaatste haar tas op de bank en liep meteen door naar de keuken, waar de twee kinderen aan tafel aan het kleien waren. Haar schoenen werden uitgeschopt. Ze werden via de muur afgeremd en vielen op de deurmat waar ze nog een enkele keer om haar as draaiden en stilvielen, mocht je op dat moment voeten in die schoenen geplaatst hebben, dan zou je vrijwel zeker asfalt voor je zien met de krijtstrepen die om de gevallene getrokken waren.
Het huis rook naar eten, maar Mildred merkte het niet op, ook niet dat haar echtgenoot aan het roeren was, dezelfde pareltjes aan zweet op zijn voorhoofd droeg en zich uit de naad werkte om juist dat wat Mildred zo lekker vond, te bereiden. Gekrenkt bleef hij roeren, zonder ook maar een woord te zeggen staarde hij in de wok naar de kokende massa.
“Hoi! Lieverds” klonk de stem van Mildred een octaaf hoger dan normaal “Hoe was jullie dag?”
De twee kinderen keken niet of nauwelijks op en zeiden vanachter hun grote hompen klei dat alles goed was. Beentjes bungelden van de stoelen.
“We kunnen over een half uur eten, zorg jij dat de tafel vrij is?”
“oh! Uhm, ja” Ze schudde haar hoofd even, snel, waarschijnlijk om weer terug te komen in de staat waar ze op dat moment thuis hoorde. Ze keek de keuken rond, aaide haar zoon over de bol, liep naar haar man en zag wat hij bekokstoofde.
“Ah, lieverd, wat lief. Heb je dat speciaal voor mij gedaan?”
Een nors, kort antwoord volgde.
“Wat is er?”
“Niets”
“wel ik merk dat aan jou.”
“Merk je dat wel?”, vroeg de man die zich nu naar haar toedraaide. “Maar je merkt niet dat de kinderen geschminkt zijn en ook niet dat ik hier al een hele middag bezig ben om dit eten voor je klaar te maken?”
Geschrokken keek ze naar een tijger en een blauwe beer, die aan tafel zaten. Het had iets tragisch zoals ze daar met bedompte klei aan het boetseren waren, in het licht van de lamp die boven te tafel hing. Van een koude kermis thuis. Mildred had haar echtgenoot gekwetst en had niet gezien dat beide kinderen kennelijk iets te vieren hadden op school. Ze twijfelde even over wie het eerste aan te spreken, besloot voor haar kinderen te gaan en liet zich op haar knieën zakken voor een gesprek met beiden.

Na het eten, was Mildred weer in haar gewone doen. Ze luisterde aandachtig naar de verhalen van de praatzieke kotertjes, en gaf complimenten aan haar man voor het heerlijke eten. Och, hij was zo lief voor haar. Om acht uur plofte ze op de bank en zette de televisie aan. Haar man kwam naast haar zitten, drukte een kus op haar wang en zei dat het hem speet. Hij had zich aangesteld.
Een nors kort antwoord volgde.

De man knikte eenmaal, stond op en trok zich, ietwat driftig, terug met een boek in zijn stoel. De vrouw pakte haar tas van de bank, stond op en overhandigde hem een brief.

zondag 11 november 2012

Tocht



Je sloft over straat
De plek waar je even
thuis bent – al is het koud
Je weet wel, de wind

Hij is als tocht, hinderlijk
niet uit te sluiten
is, dat je ziek wordt
dat schrijf je dus

“Ik word ziek, van
de wind en het leven
buiten, beter zit ik
binnen en schrijf
ik ziek in de tocht”

donderdag 8 november 2012

Dank u!


Vanochtend heb ik al schrijvende doorgebracht, dat doe ik, schrijven. Dat is hetzelfde als lezen maar dan op een blanco vel. De letters verschijnen pas bij het lezen.
Schrijven is de slechtste professie die ik mijzelf heb kunnen wensen. Er is geen knoop mee te verdienen, de kritieken die je wenst moet je zelf verzinnen of worden simpelweg niet uitgesproken, bovendien ram je op zo’n dag als de ‘schrijversdag’ steeds weer op de backspace knop omdat de gedachten in je hoofd sneller waren dan de mogelijkheid je toetsenbord te bepotelen.

Dan is er de twijfel, elke dag, elke zin en bij elk woord. Het is hemeltergend. Maar echt!
Van frustratie zou je op willen staan, iets geheel anders doen. De boodschappen. Je naam intoetsen op google. Een sigaret roken. Toch maar de uitgestelde douche nemen. De afwas doen. Even naar buiten gaan. Op internet naar stiekeme foto’s van blote borsten zoeken. De afleiding ligt in de frustratie.

Gelukkig weet ik er redelijk mee om te gaan, die frustratie. In de zeldzame momenten dat ik afdwaal –door twijfel en frustratie- lees ik dingen op het internet. Er staat best veel op internet, zo ook vond ik mijn eigen naam terug op een aantal sites. Dat was een treffen van heb ik me jou daar. Zo kwam ik mijn naam enkele maanden geleden tegen in de linklijst op de site van Saïd Vanenburg. Bas Geeraets: prijzenswaardig producent van prachtige proza. Ik kon mijn enthousiasme op dat moment nauwelijks de baas. De dank is daarvoor is op dat moment ook acuut uitgesproken.

Vandaag zat ik ook even in een twijfelfase. Kon ik het nog wel opbrengen om verder te gaan met het verhaal wat ik schrijf, moest ik niet in een hoge boom klimmen om de pagina’s daar neer te hangen voor de vogelnestjes komende lente? Was het niet slimmer om alle geschreven documenten in een map op de computer te vergaren met een simpele drukbeweging (CTRL+A) en ze allemaal weg te mieteren (Shift+del)? Was het niet wijzer om mijn “professie” hobby te noemen en naar het uitzendbureau te gaan voor een betaalde baan?
De vragen staken mij als hete poken die op mijn billen het woord LOSER hadden willen brandmerken. Ik besloot (even) te struinen door fictieve digitale bossen. Er moest een plek zijn waar ik me even kon terug trekken een oase van rust.

Vandaag kwam ik op de site van Het Blogbal waar zij melding maken van mijn blog, deze die u nu leest, wederom maakte ik een jofel sprongetje en kon een kleine glimlach niet onderdrukken. Klaarblijkelijk zijn er mensen die zwijgzaam opmerken. Joepie. Echt waar!

Mijn werk op deze laptop blijft nog even op zijn plek, sterker, deze laptop zal aangevuld worden met de woorden die ik vandaag schreef, en die van deze tekst.

Dank ben ik vandaag verschuldigd aan de volgende sites:


voor dat steuntje in mijn rug.

maandag 5 november 2012

Wit



Het gras is wit -haren van oude van dagen
Water in de kreek benevelt de troebele geest
Op de grond ligt verloren vocabulaire als gevallen blad

De knoken van de handen roeren zich roestig
Tenen hameren op de steenharde grond
Door het vliesje lijken de eenden eender

Ergens is de krabbendans met blik
Mijn oorlellen tintelen er van
Condens als de aan-gevroren afwijking

In een stervend jaar is het aftellen begonnen
Waar na de anekdotes, de lente volgt.

vrijdag 2 november 2012

Omarm de leegte

N.a.v. Leeftocht
~Red de leegte (Adriaan van Dis)

Mijn eenzaamheid zit
in de slenterende stad
verloren als onwetende

Zij is mijn helmgras op duinen
de kale leegte van straten
het lopen zonder doel

Zoekend naar vinden
struin ik locatiegebonden
naar dat wat ik niet ken

De stad als mijn zee
een onbezoedeld kustgebied
met onontgonnen hoekjes van

Het nieuwe, den vreemde
waar ik loop, sta en struin

donderdag 1 november 2012

Vingeroefening

Eenmaal opgestaan blijkt het buiten al licht te zijn
De koffie is zijn fase van het verzorgingstehuis voorbij
Op het aanrechtblad staat het eten

Als ochtendgymnastiek liep ik de trap af
Van een baby moet je genieten
Weg met de stress

Maar zo’n nieuwe dag heeft nukken
Hij slaat me en plast over me heen
Om mij te reinigen dien ik

Zo schrijf ik de eerste woorden
Herschik het tableau van mijn plan
Bij de eerste stapjes ging het de mist al in

zaterdag 27 oktober 2012

Wintertijd

Als zwart gat missta je niet
de Deplorabele staat
Ga maar weer

Beter ben ik zonder je
Leef ik langer
In schijnsel

Absurdisme van de mens
Dat draaien aan wijzers

Zo

Leef ik liever langer
In het licht
Van uw zomertijd.

dinsdag 23 oktober 2012

Geachte heer Smeets

Geachte heer Smeets,

Mijn schrijven van hedenochtend komt uit de grond van mijn hart. Ik heb het daar een aantal dagen laten rusten, bij mij moest ook alles even bezinken. Wat een herrie ineens!

Alles is ingestort. Er waren wat twijfels, oh zeker! Maar de afgelopen dagen viel alles eindelijk op zijn plaats. U was de huisvader op zondag gedurende mijn prille bestaan, elke zondag weer uw stem door de huiskamer. Het was ik, die tussen mijn ouders in bed lag en naar de Stem van Mart Smeets luisterde tijdens Olympische spelen, terwijl ik met Lego speelde besprak jij de prestaties van Leo Visser.

Ik wil u niet afvallen, maar u had moeten stoppen op uw 65ste. Uw opgebouwde imago van 'onaantastbare' is ingestort. Het geloof in u is weg. In een jaar tijd heeft u die zelf de das omgedaan.

Het begon met de onsamenhangende promo's. De vier zinnen die u propte in een enkele zin. Ik hield het niet meer voor enthousiasme. Dat vervelende Livestrong bandje wat u droeg en wat elke keer weer pontificaal in beeld kwam -dat voor een journalist.

Vervolgens zat u bij de Wereld draait door, u zei, zonder de feiten zeg ik niets, en herhaaldelijk refereerde u aan feiten die boven tafel moesten komen alvorens er publiekelijk iets over gezegd kon worden. Feiten heer Smeets, ze liegen niet!

Daar zat u bij Eva Jinek, die gehakt van u maakte, u prevelde nog: "als jij dat zegt." een zin die ik voor het laatst gebruikte toen ik in mijn adolescentie zat, op een moment van een grootse kater, waar ik geen behoefte had te praten.

Voorts zat u in het Holland Huis, de persoonlijke tweets van een tennisser en zwemster voor te dragen. De tennisser was daar niet blij mee, maar erger vond ik dat u twitter las. Dat u de kritiek heeft moeten lezen op De Mart, maar geen woord daarover. Niet werd gepareerd.

U las het niet zei u, u was daar al jaren geleden mee gestopt! De feiten beste Mart, de feiten. Ik las ze wel, ik zag ze zelf. Een Marokkaanse ruiter die een paard geschonken kreeg van de koning van Marokko, u had het als een sprookje neer moeten zetten, zo mooi was het verhaal, maar u heeft het als ongeloof weggezet, niet meer dan een slechte grap. De tennispartner uit de Antillen, voor wie het publiek gewaarschuwd werd: "Stop uw portemonnee weg mensen". De schaamte die groeide Mart Smeets. Een hinderlijk aanwezig Livestrong bandje om de pols van een groot journalist, die pas spreekt als hij alle feiten heeft. Het rijmt niet.

Uw tijd is voorbij. Uw gezag rammelt en dat doet mij pijn, beste heer Smeets. Ooit was u de grote meneer, de anchorman van mijn zondag, maar nu niet meer. Ik ben een afvallige.

Uw boek over Armstrong terugtrekken op de dag van de uitreiking van de NS Publiekspijs, het is not done! Om vervolgens te stellen dat u in een dergelijke tijd geen prijs kan ontvangen voor een boek, is pijnlijk, zeker gezien de terechte winnaar. Om met AFTH te spreken, het is niet chic.

Het is uw heilige geloof in Lance Armstrong die u de das om heeft gedaan Mart, u bent meegezogen en zat vast in een machtsvacuüm, als journalist die zich enkel op feiten baseert. Met de val van Lance, viel u ook. Het zal pijn doen, ik zal uw belerende toon missen, maar ik denk dat ik klaar ben voor een volgende stap! Een schone sportjournalistiek.

Tot slot zou ik u willen adviseren, door te gaan met uw muziekprogramma, daar gaat het ten minste over esthetiek. Daar bent u het die naast de meester zit.

Het gaat u goed,

Hartelijke groet,

Bas

zondag 7 oktober 2012

#VERS


Soms is er een avond die je niet had willen missen, misschien was er twijfel. Als zij dan geweest is en je hoort de mensen praten nadien, dan weet je dat je 'het' gemist hebt. Dan ween je zachtjes van binnen. Dan baal je dat je er niet bij was, dat je niet bij de praat achteraf hoort. Niet hebt gezien wat anderen zagen, niets van het alles. Slechts en alleen omdat het afreizen naar daar je te ver leek. Het te lastig was om daar te geraken.


Nog wat later denk je terug aan je jeugd. Het onbekommerde reizen met je rugzak, slaapplaatsen zoeken in dronken nachten. Wat was je inventief. Het is nooit echt fout gegaan en het kwam altijd wel goed.


Aan de knop wil je draaien. Je wil uit alle macht de tijd terugdraaien, want met een leuk programma en de kennis achteraf, wil je het bij de wortel meemaken, als het nog #VERS is.


Naarstig zoek jij naar die knop.
Je vindt hem, draait hem terug naar maandag 8 oktober 2012, omstreeks 08:24 zodat je nog een aantal dagen hebt om iets te regelen.


Zodat je er bij kan zijn.


Het Verse alternatief voor een zaterdag avond.


Ik zie u dan,


Bas Geeraets

zaterdag 6 oktober 2012

Zelfspot voor de koffie

Uit de krochten van de hel
De stinkende massa
Borrelt op uit je keel

Je riekt, mens!
Het is niet je zweet
Je ongewassen voeten

De laatste urinedrop
Lekkend uit je-
Niet dat

Met veel tragiek
handelingen van deze
Met water
Opspattend vocht
Poets, schrob, wrijf
Jij
Klei jij
Jezelf weer
Tot dat waarvoor ik je hield

Maar een gedeletet account
Met een vriendschapsverzoek
Is mij te summier.

vrijdag 21 september 2012

Verstoppertje

Het trappenhuis
Ik woonde er soms
Tijdelijk in de hoek

Ik moest tot tien tellen,
Weet je dat nog?
Toen we stil waren

De oogjes zo dichtknepen
Uit angst
Voor wat achter je kon staan

Het hele leven-
Langzaam haalt het je in
De treden waren maar
Opstapjes

Naar de verstopplaats
Waar ik je niet
Meer vind.

zaterdag 15 september 2012

Vrijheid is er om door te geven


Vrijheid is er om door te geven.


Vrijheid zit in dromen, of wensen, of hoop
Het is onlosmakelijk verbonden aan ketenen
Restricties als u dat zo wil zeggen
Daar achter pas
Ligt:

Het liggen in het gras
Het schreeuwen
De vingers over beslagen glazen
Waar je zegt
Ik hou van jou

Water om je naakte lijf
Zonder schroom dansen
En lijstjes, voor mijn part
Structuur ter beteugeling
Als het uw ding is

Het is tieren tegen de teevee
Het boenen van huizen
Je voeten in zand
Waar je loopt en hoopt
Op een graspol

Het is kleurloos
Religieloos
Vreugdevol
En van de mens

Maar de mens van nu
is een gek
Een daas die zoemt
Naar wat ze willen;

In ons nu
zit nooit
Volledige vrijheid

Maar de zin het te hebben
Weerzin het door te geven
Vrijheid verwordt materie
Als een hebbeding;

Tenzij je er voor vecht of vocht
Elke dag knokt

Dan is vrijheid
Het afwerpen van ketenen
Verscheuren van dwang
Het vechten en strubbelen
Dwars door je angst

Zwaarbevochten-
En
Dat pas
geef je door.
Zodra je dat kan.
En elke keer weer

Zodat kinderen
In gras liggen
Schreeuwen om het hardst
Rennen door straten
Van kleur -
En vooral
Op een stoepkrijtochtend
In de zon
Zonder angst

Niet beter weten
Dan vrijheid.

vrijdag 14 september 2012

Omstreeks 03:01


In zijn slaapplaats
Daar was het eng –bibberend
Met wijd opengesperde ogen
Was er stippelland
De eeuwige voorbode
Van trammelant

Zij keerde haar draai
Wentelde haar zee
Waar drijven oneindig leek
Beklemmend –want
Morgen waren er woorden

Het bittere koffieritueel
De lozing van de avond
En het zoutloze
Prakmaarwat en slik
Alweer

Haar benen lang, onrustig
Hadden rennen willen gaan
De nacht door, hekken over
Grensbewaker laat me gaan
Ze smeekte

Ze kustte hem
In zijn slaap
De hoop
Dat dromen gaan
En ontwaken zou volgen.
In stippelland

Op een feestje


Daar sta jij in rood
Gelijkend je haar
Naar mij te kijken

Zonder dat je ziet
Voel ik je ogen
Aan mij denken

De blik over je schouder
Samen met de zucht aan wind
Die in blauwe adem heengaat

Want ijzig was je
En blijf je vast
Nu ik je niet meer smelt

donderdag 13 september 2012

Supermarkt


Supermarkt.

De jonge Steve had in zijn adolescentie een plan gemaakt, een levensloop waar geen crisis effect op zou hebben, een huis op zijn 20ste, trouwen en kinderen krijgen, een leven in een goedkope gemeente. Pas als hij dat alles zou hebben kon, hij doorstoten naar de ‘Major League’.

De Albert Heijn. Daar kwam Steve terecht. Na de verbouwing zou hij het roer als supermarktmanager overnemen, en hij bleek grootse plannen te hebben.

Tot mijn spijt.

Er is niets guitigs aan Steve, eerder berekenend. Een manager, die de naam geen eer aan doet. Een man die gaat voor het resultaat, de omzet. Een man die graag paradeert langs de schappen en zijn personeel met veel bombarie aanspreekt, ‘Misschien is het beter om dit product bovenop dat schap nog een keer te plaatsen, dan is er ruimte voor meer exposure’.

De estheet, in zijn kekke pak.

Ik mag hem niet. Niet omdat ik in de man niets zie, niet omdat ik zijn capaciteiten baseer op ambitie, maar omdat hij zichzelf te goed voelt voor de baan van Supermarktmanager. Zoiets zie je terug in een winkel, gebrek aan inzicht, je ziet waar de kosten gedrukt worden, je ziet dat iemand het beste jongetje van de klas gevonden wil worden bij zijn meerdere, daarbij de klant volledig uit het oog verliezend. Iemand die niet werkt voor zijn vrouw en zijn vijf kinderen, maar voor de billen van zijn volgende meerdere. Hij wil klimmen, maar faalt in elk opzicht. Althans bij mij.
Vast en zeker ambieert deze jongen zijn pluspunten en staat hij voor de spiegel in de ochtend, nadat hij zijn gezicht glad schoor, zijn crème op deed, en zijn hals besprenkelde met een goedkoop merk parfum, en zegt hij ‘Vandaag heb ik geen valkuilen.’.

Na de verbouwing van de Albert Heijn, kwam er een zelfscankassa, dat scheelt in de loonkosten, omdat de zelfscankassa niet bemand hoeft te worden. Natuurlijk kan ik de manager daar niet op afrekenen, doch kan ik hem wel afrekenen op het simpele feit dat hij besloot om standaard maar twee kassa’s open te doen. Het resultaat zijn lange rijen vol mokkende koppen.

Ik stond onlangs in een dergelijke rij, mijn blik was gericht op de zelfscankassa. Twee personeelsleden stonden daar te keuvelen, in blauw, wachtend op de zelfscanner en zijn volgeladen kar. Die kwam niet.
Een extra kassa evenmin.

Die keer dat ik in de immense rij bij de Albert Heijn stond (drie in de rij, kassa er bij) gebeurde er veel meer.

Bij binnenkomst ging het al fout.

De winkel zag blauw van de vakkenvullers, zwart van de kratten en grijs van de rolcontainers. Naar mijn gevoel, gierden er alleen dertien- en veertienjarige jongetjes en meisjes door de gangen, blokkeerde schappen, en waren vooral erg amusant naar elkaar toe. Nadat ik een seconde of 30 voor een container had staan wachten, was ik het beu. Ik trok de container weg en zorgde dat ik bij het product kon wat ik had willen kopen. Dat schap –achter de container was dus leeg. Ik moest navraag doen, want het was een ingrediënt dat van wezenlijk belang was voor het eten deze week, namelijk poedersuiker.

‘Als het er niet staat, dan hebben we het niet meer’, kreeg ik te horen van een jongetje die mij geen blik waardig gunde. Ik had hem een trap tegen zijn hoofd willen geven en de lading met zoetjes op de rolcontainer over hem heen willen flikkeren, met de woorden ‘zo voel ik mij als klant.’

Geen poedersuiker dus.

Ik schreed voort naar de broodafdeling, even langs de kaasvitrine (altijd wat te proeven) maar daar stond niets. Bij het brood deed ik navraag naar de ‘Pain du Boulogne’. ‘Ik weet niet welk brood je bedoelt’. Inmiddels kokend, had ik het meisje achter haar toonbank vandaan willen rukken, haar naar het rek met de Allerhande willen trekken en haar neus duwen op de bonus aanbieding van deze week, het te dure ‘Pain du Boulogne’. Ik hield mijzelf in. Geen brood, geen nood. Ik kocht de weekendbollen wel, op maandag.

Vervolgens slalomde ik mijn weg door het smurfenblauw dat mij ineens wat goedkoop aandeed, de sleet zat er in. Het heldere blauw, zo zorgvuldig ontworpen is wat vaal geworden. Ik weet nog dat ik dat dacht. Ziekenhuisblauw, valer dan de Aldi. De cola bleek vervolgens op, de pyjamapapjes waren niet bijgevuld, de naturel pizzabodems ontbraken, en het kattenvoer bleek in prijs verhoogd te zijn, in plaats van de Honing Kamille variant thee van Pickwick, moest ik het doen met een Albert Heijn brouwsel waar ik niet om had gevraagd.

Toen ik bij de chips stond, om een variant te kiezen, werd ik aangereden door een jongen wiens puisten groter waren dan de klantvriendelijkheid. Een blik waaruit duidelijk bleek dat ik in de weg stond was mijn deel. De puber. Ik kan u wel vertellen wat ik met deze jongeman had willen doen, maar ook nu hield ik mij in. Mijn mandje was minder vol dan de bedoeling was, enerzijds omdat er verscheidene artikelen niet te verkrijgen waren, anderzijds omdat ik geen apenkooien had willen spelen in een supermarkt.

Pas toen ik bij het bier aan kwam werd het me te zwaar. De grote koelkast met pilsener, was verdwenen. Weg. Ik dacht dat ik gek werd, ik zag me al zeulen met zes warme blikken Bavaria, die ik vervolgens in de vriezer moest koelen alvorens ik dat bier kon drinken. Na deze odyssee had ik verdomme een koud biertje verdiend, een koude die open zou barsten in kilheid, een biertje die aan mijn lippen gezet zou zijn als overwinning. Het ‘Zo.’ gevoel. Navraag bij iemand die naast me stond, leerde mij dat de koelkast verdwenen was om de kosten te drukken.

Ik ging afrekenen. Ik hield het hier niet langer meer uit. Ik kon niet in deze winkel verblijven, die door Steve zo vakkundig omver geworpen was, en eerder leek op een strafkamp dan een klantvriendelijk ingestelde winkel, die er was voor de klant.

Want ik hield Steve verantwoordelijk. Het te jonge personeel, die alleen oog voor elkander had, dan de ogen te richten, op klant, artikel en ruimte, de twee kassa’s die open waren en waar twee rijen van tien personen stonden, de enige volwassen vrouw (van wie meer verwacht mag worden) die het rustig had over de doperwtjes die ze voor haar kleinzoon zou maken hedenavond, onderwijl zij verveeld wachtte op de eerste zelfscanklant in een uur. Steve zelf, die de doosjes in een grote bak aan het leggen was, met zijn rug naar de winkel, waar een chaos heerste. Ik had 21 tienermeisjes en jongetjes geteld, allemaal aan het werk, tegen een zo laag mogelijk loon, allen in de weg lopend, onbeschoft, onwetend en een wisse dood nabij als ik andermaal naar deze winkel moest. Ik had drie vrouwen gezien van boven de achttien jaar. De twee caissières en de doperwtdame. Alles liep hier mank.

U snapt dat ik Steve wel…. Maar ik ben opgevoed met fatsoen.

Ik haat de Albert Heijn in Veghel, schreeuwde ik in mijzelf, toen ik bij de sigarettenbalie moest wachten tot de manager uit had gelegd dat de bloemen elke vijf minuten gedraaid moesten worden, tegen het zonlicht.

Zwijgend verliet ik braaf de winkel. Ik toog naar de kroeg. Een ijskoud biertje, zulks was mijn verdienste.

Zo. Nu eerst iets schrijven

zaterdag 1 september 2012

Een komen en gaan van gekken

Vanavond heb ik behoefte aan een film, een verhaal wat mij meesleept. Een boek dat kan ook, of een computerspel met iets grotesks. Helaas, kan ik geen keuze maken en kom ik uit bij mijn eigen verhaal, dat wat ik verzin, voor u en misschien wel voor mijzelf. Het zal wederom een strubbeling worden het goed te verwoorden, maar daar ligt mijn spanning vanavond –om wat er gaat komen.



Dus zonder verdere plichtplegingen, zonder woorden, zonder verdere introductie:




Lieuwe.


Lieuwe hield van billen. Hij hield niet van kleine of smalle, maar van grote die hem konden betoveren. Hypnotiseren. Lieuwe kon het niet laten om naar billen te kijken. Liep er een meisje of vrouw hem tegemoet, dan keek hij eerst naar haar gezicht, dan vluchtig over de buste, de taille en de heupen. Bij bredere heupen kon je er donder op zeggen dat zijn hoofdje keerde en hij zijn blik liet glijden over het zachte vrouwenvlees van de billen. Een genot. Een glimlach bij een goed paar bleef niet achter.

Niet zelden kwam het echter voor dat de brede heupen onder een smalle taille, een paar billen gaven die Lieuwe niet konden beklijven. Teleurgesteld als hij was, mompelde hij in zichzelf ‘Hoer’, maar wel zo zacht dat niemand hem hoorde.

Lieuwe was alleen, hij woonde op zijn 29ste levensjaar bij zijn ouders, die internet verboden hadden, om –voor hen- moverende redenen. Daar waar vroeger RTL+ hem nog kon bekoren in de nacht, met de eeuwige herhaling van harige foefjes en soft-erotiek (dit alles in het Duits nota bene) en later de grote vruchtboom, een hele courgette die verdween, na het plompzakken, het bruine bonenbad, van Büch, de broer van de leugenaar, kon Lieuwe geen bekoring meer vinden.

Hij probeerde zijn ouders over te halen, om vooral wel internet aan te schaffen, maar alle moeite ten spijt, het werd niets. Lieuwe bleef in het weekend vaak slapen bij een vriend. De vriend had internet, en Lieuwe had de sokken. Slapen deed hij daar weinig. Bipsjes vlogen hem om de oren.

Om Lieuwe nu pervers te noemen, het gaat mij te ver. Ik voelde voor die jongen. Te verlegen, te schuchter om te drinken en met de meisjes die ook wel eens wilden experimenteren mee te gaan. Ouders die hem altijd kort hadden gehouden. Zijn enorme lengte die hem net zo onzeker maakte als mijzelf, met mijn 1 meter 68, en maatje 38 aan schoenen. Het zat hem gewoon niet mee.

Toen de vriend van Lieuwe hem betrapte, terwijl hij daar met zijn broek op zijn knieën zat en een scherm vol van piemels, die een oudere dame lieten zien waar die allemaal in paste, was die vriendschap meteen afgelopen. Logisch ook wel, want je kunt beter je eigen sok gebruiken als je dan toch op het internet gaat bij een vriend thuis, maar soit. Einde vriendschap.

De inmiddels ouderwordende Lieuwe had nooit kennis gemaakt met het vrouwelijk geslacht. Hij verlangde er heimelijk naar. Het vlees om zijn roede, de eikel die klopte in de hitte. Hij wilde het zo graag. De fantasieën over gebukte huisvrouwen die hij van achter nam, de billen knedend en slaand. Het zachte hete vlees wat hem beroerde, die hem in extase zou brengen.

Katoenen witte onderbroeken die hij scheurde van de heupen, zoals hij dat zag in ‘Basic Instinct’. En zijn hand maar met douchegel inzepen en masturberen op de beelden, achter zijn gesloten ogen. Hij moest internet anders ging het fout.

Via Godswegen, ging het een keer fout. Het kon niet anders. Natuurlijk, ik had Lieuwe hoog zitten. Maar toch. Dit kan ik hem nooit vergeven.

Lieuwe moest voor zijn werk naar Eindhoven. Op het station (het was 32 graden en hoogzomer, dat doet al iets met het mannelijk lichaam) liep ze daar, een kop om op te schieten. Zij kon daar niets aan doen, het bleek een soort uit de hand gelopen acne te zijn waar de beste plastisch chirurg niets meer aan zou kunnen veranderen, maar hij zag haar. De ogen van Liewe gingen van haar hoofd, pijlsnel, naar de springende borstjes, prompt naar de taille en de ronde heupen. Een jurkje droeg ze, zo schreef hij mij later. Hij was betoverd door haar billen. De perfectie van die deinende heerlijke malse billen sleepten hem mee. Hij volgde haar. Eerst op een afstandje, maar hij kwam steeds dichterbij. Hij kon haar ruiken. Een zoete melange aan Agua di Gio en de lichte zweem van vers zweet. Lieuwe hoefde zijn vingers maar uit te steken en hij zou haar raken aan de onderkant van haar rug. Die Lieuwe.

Terwijl de vrouw de bus instapte, was de twijfel verdwenen. Hij volgde haar de bus in, ging naast haar zitten, zelf inmiddels hevig zwetend.

Dit was ze, zo dacht Lieuwe. Hij lachte vriendelijk naar haar, en zij liet een blik over haar gezicht glijden van een zekere acceptatie. De pus liep langs een puist langs haar linkerneusvleugel. In het hoofd van Lieuwe zoemde de volgende woorden: billen, kont, reet. Ze volgden elkaar op: billen, kont, reet. Aan één stuk ging het door.

Het meisje pakte haar spullen en Lieuwe moet snel gereageerd hebben, want zij liet hem voor haar de bus uit, hij taande en liet haar voor gaan, een uitzicht op haar deinende groteske massa. Tot haar huis.

Daar duwde hij haar naar binnen, zoende haar intens en duwde haar de trap van de portiekwoning omhoog. Lieuwe scheurde de onderbroek van haar billen, nam haar zoals in de films die hij zag. Hard en nietsontziend. Hij genoot, van de in zijn ogen speelse tegenstribbelende heupen. Zo waren billen, dit was de hemel van zijn ouders.

Lieuwe nam haar in totaal 12 keer, hij bleef er een nacht en een dag.

Lieuwe van der Staaij. Ik weet het nog goed, ook dat zijn ouders de abortus van zijn kind tegen hadden willen houden.

Het is een komen en gaan van gekken

woensdag 29 augustus 2012

Zonder titel

Zo lief als licht is ze
Zacht als streel
Ik wil haar klein bij me houden
Diep in mijn broekzak dragen
Waar ze veilig is

Als de zon gaat
En de schemer is
Fluistert ze zacht
Kristalsuiker

De nacht ontwaakt:
in herfst, waar ze
opflitst in de lucht
blaadjes schrijven
wapperend

Als kaarslicht
Zo lief als licht
Blaas ik haar
Naam
Uit

Naar waar ze veilig is
Voor wind

Zo licht als lief
Diep in mijn broekzak

zaterdag 25 augustus 2012

Kommaneukers

Zo is het in te vullen
Het wegvinken van vakjes
Doorkruisen van woorden

Alsof je een kalender
Volledig doorloopt
Dag tot dag

Je slaat door
De dagen worden uren
Minuten seconden
Achter de komma
Die je zojuist nam

Zo is jouw precisie
Consensus is u
Vreemd voor haar

Immers krast zij door dagen
Die jaren zijn of seconden
En met manen
Stroomt zij verder
Als zij dat wil

Jij beschrijft haar
Met potlood
In lijntjes
Ongrijpbaar

Ze heeft je
Volledig

Ze geeft je
Een kijk

Achter kommaloos bestaan
Nu heb je iets om te neuken

donderdag 16 augustus 2012

"Doortje, ik wil seks", zo zei hij

De luxaflex stonden op een kleine kier geopend. streepjes licht vielen over haar zachte rozige lichaam. Ze was een trap geworden naar een zeker genot. Zij lag op dekens van olijfgroene pracht. Het dekbed had net in de lenteochtend gehangen. Alles was perfect, de zoon was naar een feestje, de boodschappen waren gedaan en met een zekere snelheid had ik de badkamer ontdaan van elke vorm van vuil.

Doortje en ik hadden nog even op de bank gelegen, we keken een filmpje. Al snel echter begon ik een verlangen te kennen. Een drang naar haar zachte rondingen, alwaar zij warm aan voelde, waar ze vochtig werd als een tropisch bos tijdens de moesson. Hoe zij met mij samen smolt. Hoe slanke vingers over mijn rug gleden. Het begon bij haar voeten en zou eindigen in de dekens die als wolken zouden blijken. Haar lange haren zouden water worden van een stomend warm bad, haar borsten zouden de toefjes slagroom zijn op een ijscoupe die langzaam in mijn mond zouden verdwijnen. Na wekelijkse pogingen zou het er van komen. Eindelijk.

Ontdaan van alle kleding plaatste ik mijn gewicht over haar heupen. In haar oren fluisterde ik, dat ik haar zou nemen, zacht en tijdloos.
"Is het eigenlijk niet zo dat ik jou neem. Pak ik jou dadelijk niet beet?"
Ik besloot haar te negeren en liet mij op haar stromen inwaarts glijden.
"nee, echt ik neem jou hoor"
Het enige wat ik voelde waren terug kantelende bekken. Ik werd uit haar geduwd.
"Lief, ik wil geen discussie, ik wil met je vrijen."
"Ja, ik ook hoor"
Weer begon ik haar te strelen, ik zoende haar nek en ze schoot in de lach.
Ik draaide haar op haar zij, voelde haar vlezige billen tegen mijn heupen duwen, en ik had het niet meer. Een borst gaf mee aan mijn grip en bij haar tepel draaide mijn vingers over het kleine topje.
"haha, wat als ik nu een scheet zou laten?"
'Het zou me niet uitmaken." Ik loog, maar ik zou zo graag willen dat zij haar focus legde op dat wat belangrijk was. Ze hoorde de lichte woede in mijn stem.
"Ah, toe nou schatje, niet boos worden. Ga maar lekker liggen."

Ik lag op mijn rug en Doortje kuste mijn borst, over mijn buik en langs mijn navel, neerwaarts naar de zwelling die al meerdere malen in kracht in had moeten boeten. Maar een man is makkelijk om te krijgen. Een man heeft aan een enkele aanraking genoeg, en dus wachtte mijn geslacht fier en erekt op wat komen zou gaan.

Een zwarte kater sprong op bed.

In het aardedonker streelde ze mij zacht. Het was doodstil en het enige wat ik dacht te zien waren de rode letters van de wekkerradio. De topjes van haar vingers gleden onder de rand van mijn boxershort. Ik liet haar gaan. Ik voel hoe ze op me klom, haar hitte om mijn geslacht plaatste en mij volledig toe liet. Ze melkte me in een traag tempo, hevig hijgend, tijdloos. De nagels duwde in mijn borst.
"Oh Timo"

Ik was Timo niet, maar ik liet het er maar bij.

dinsdag 14 augustus 2012

Den Bosch: Vestingstad

Gisteren kwam het advocatenkantoor van Koopman Van Steijn Advocaten in opspraak na een kort geding dat zij hadden aangespannen tegen de huldiging van de Olympische Sporters op het station in Den Bosch. De reden van dit kort geding lag gelegen in het feit dat er sprake zou zijn van geluidsoverlast en derhalve van concentratieverlies op de werkvloer. Het advocatenkantoor is gevestigd aan het Stationsplein in ’s-Hertogenbosch en direct aangrenzend aan de plek ‘des onheil’ aanstaande maandag. Het advocatenkantoor trok het kort geding in–en terecht.

Niettemin begrijp ik de gedachtegang van de Koopman Van Stein advocaten wel. Ze zijn immers gevestigd in de gemeente Den Bosch en zullen –vermoedelijk oprecht, gedacht hebben dat ze met hun klacht een kans van slagen hadden.

Ik neem u terug in de tijd. Popwerk, een festival vol zware gitaren. Eén festijn midden op de markt van de provinciestad. Een festival met internationale allure, met de duur van 1 dag. Een zondag. Bands als Tool, Dog eat Dog, Madball, The Undeclinable Ambuscade, en het alom bekende Krezip traden er op. Als ik het destijds over Popwerk had, werd ik overspoeld door trots. Ik woonde nog niet in Den Bosch, maar was vastbesloten daar te gaan wonen.

Popwerk is inmiddels 13 jaar geleden overleden.

Op 5 mei 2011 was ik op de Parade. De Parade is een plein, gelegen naast de Sint Janskathedraal en omgeven door horecagelegenheden. Daar werd –zoals elk jaar- het bevrijdingsfestival gehouden. Ik dronk wat biertjes in het heerlijke weer, praatte wat met oude bekenden. Op het podium was al een poosje een bandje aan het spelen, ik had het in zijn geheel niet door. Op zo’n twintig meter afstand stond een man op een Jambe te rammen, die overstemde het geluid, gek genoeg. Het sfeerloze geheel werd niet opgeleukt door muziek, maar leek een veste waar controle het toverwoord was.

Op 5 mei 2012 werd het bevrijdingsfestival niet meer gehouden op de Parade in Den Bosch, maar verbannen naar een bedrijventerrein in ’s-Hertogenbosch Zuid, naast een woonwijk.

De sfeer van deze plek heb ik reeds in een eerder stuk beschreven.

Den Bosch is niet meer wat het ooit was, een stad waar je buiten het Bourgondische iets nieuws kon ontdekken, waar je vrijheid kon ervaren. Den Bosch was verder dan Eindhoven, meer dan Tilburg, vrijer dan Breda, en was met recht een provinciehoofdstad. Echter Den Bosch is een veste geworden. De inwoners van de binnenstad hebben het geld en het laatste woord. De Dixielandjazz zal er welig tieren tijdens de volgende editie van Jazz in Duketown, waar Hip Hop in Duketown verbannen zal worden naar het bedrijventerrein in Den Bosch Zuid. ’s-Hertogenbosch Maritiem zal blijven bestaan met rieten hoedjes en roze broeken, maar het straattheater tijdens theaterfestival De Boulevard zal niet terugkomen.

Den Bosch is conservatief geworden, een klacht van een inwoner krijgt gehoor. De lijst die ik hierboven heb beschreven is langer, er is meer ingeperkt dat uitgebouwd. Den Bosch is een bolwerk van mensen die voor hun rust in het centrum willen wonen.
Vanuit deze gedachte handelde het advocatenkantoor Koopman Van Steijn advocaten, maar in het rijtje Den Bosch Maritiem, Jazz in Duketown, horen ook Olympische Sporters en het bijbehorende aanzien.

Beste Koopman Van Steijn advocaten u heeft op het verkeerde paard gewed, misschien moet u uw vestiging plaatsen op het bedrijventerrein in Zuid. Werkelijk, als u daar een klacht indient tegen geluidsoverlast, ach nee, dat is ook niet waar, daar staan slechts huurwoningen.

maandag 13 augustus 2012

Avondmaal

Op het fornuis garen de aardappelen. Het water pruttelt en binnen, boven de eettafel brandt een lamp. Buiten is er een soort niets-weer. Er is geen ijskoude wind die door de sponningen van de muren en door de kieren van de ramen zijn weg vindt in deze betrekking. Er is geen regen die als tikkende vingers over een toetsenbord een verhaal schrijven op het raamwerk. Er is geen zon, geen bewolking die voor de maan hangt, er is geen kou en geen warmte. Het verschil met binnen en buiten is er simpelweg niet. Mocht ik naar buiten willen lopen, ik zou niet de ervaring hebben, als de gang naar de klas vanuit de aula op school. Niets van dat alles. Er is niets en toch heb ik het koud.

Mijn benen zijn over elkaar geslagen en ik kijk naar een klein artikel in de krant, mijn ellebogen steunen op het blad van de tafel. Het artikel verhaalt over een vrouw die is omgekomen. Ik kan het hele artikel niet lezen omdat de schillen van de aardappelen half over het stukje tekst liggen.

Uit de koelkast pak ik het plastic tasje van de slager, daarin vetvrij papier, daarin mijn schnitzel. Ik kook water en zet een koekenpan op het vuur. Boter er in en het vlees er achter aan. Uit de vriezer haal ik de doperwtjes en gooi ze met een klein snufje zout in het borrelende water. Mijn hand laat ik even in de stoom hangen, tegen de kou. Als het eten opstaat pak ik tot slot mosterd, de mayonaise en bestek die ik naast mijn flesje bier leg. Er is niets anders te doen dan wachten nu. Ik steek een sigaret op en kijk even in het vuur van de aansteker.

Als ik op sta om de schnitzel om te keren, ontsteek ik het lampje van de afzuigkap en zie mijn eten voor me. Een dode massa die ik tot leven probeer te wekken. De klok geeft aan dat het inmiddels acht uur is. Ik zet de televisie aan voor het journaal. Langzaam komt er meer licht in het vertrek. Op de vloer reflecteert een wereldbeeld. Buiten, door de ramen is er donkerte, verder is er niets, geen voorbijrijdende auto’s, geen kinderen die terugkomen van de judo of het voetbal, het bosje in de voortuin oogt doods. De straatverlichting brandt zonder aannemelijke reden.

Bij het fornuis pruttelt het eten. De smaken komen vrij. Ik kijk ernaar en ruik aan het vlees. Mijn hoofd houd ik te dicht bij de pan. Enerzijds om beter te ruiken en anderzijds voor de hitte. Boter spet tegen mijn gezicht en ik trek haastig mijn gelaat terug.

Het duurt nog even voordat het eten klaar is. Ik heb weinig geduld en dwing mijzelf te gaan zitten. Het flesje bier, toont meer ‘weer’ dan dat er buiten te vinden is en met een vinger strijk ik –als de stof van een boekenkaft, de condens weg. Ik neem een slokje, voel dat de knoop in mijn maag bereikt wordt. Gulzig neem ik een tweede slok, om de pijn in het middenrif weg te spoelen. Het werkt en een derde slok volgt. Met een half oog neem ik het journaal waar, de beelden, het geluid bereikt mij niet.

Pas als het flesje is leeggedronken loop ik andermaal naar het eten. De aardappelen en de doperwten worden afgegoten, en ik leg het vlees op een bord.


Buiten is er plots een zuchtje wind. Een auto rijdt door de straat en ik hoor een hond aanslaan. De geluiden van de televisie proeven schel in mijn oren. In de keuken zie ik dat het gas nog aanstaat. De gasknop wordt dichtgedraaid en naast mij ligt de krant. Met mijn hand veeg ik de schillen weg, met tranen zie ik het artikel.

woensdag 8 augustus 2012

De horde van Liu Xiang

Later op de avond, toen alle grappen over Epke Zonderland wel gemaakt waren, zapte ik rond de zenders die Ziggo mij te bieden heeft. Het zijn er nogal wat en het zappen is wat trager geworden. Het trage zappen zorgt er alleen voor dat je weerzin hebt naar de volgende zender te gaan, net even te lang blijft hangen en dus het volgende ziet.

Ik zag een Chinees aanzetten, snelheid maken en een sprong wagen. Zijn voet klapte tegen het hout van de horde. Ik moest eerst wel lachen –leedvermaak is mij niet vreemd, maar later kwam toch het berouw. Ik zag hem hinken naar zijn mededingers. Ze pakten hem vast, staken zijn arm in de lucht en in tegenstelling tot de escapades die Zonderland tentoonspreidde, kreeg ik nu wel kippenvel. Waaraan had deze Chinees deze ode verdient?

Het verhaal van Liu Xiang bleek wat ingewikkelder, bij de Olympische Spelen in Peking –toch zijn land, haalde hij de eerste horde niet. Het schoot door een van zijn spieren heen en hij stortte ter aarde. Ik meende te kunnen zien dat hij zich het liefst een gat had gegraven en er in was gaan liggen, om te sterven. Death on the Pitch…Killed by Gravel. Iets in die trant. Edoch, Mart Smeets zegt altijd dat vallen (ja mensen) vallen ook opstaan is. Dus stond Liu op, focuste zich. De volgende spelen waren over vier jaar. Hoe kon hij zo snel mogelijk herstellen?

Eerder op deze noodlottige dag van de heer Xiang, had ik iets soortgelijks gezien. Een vrouw op het busstation was aan het praten. Gewoon tegen de man die naast haar zat. Ik probeerde te achterhalen of ze elkaar kenden, maar kon dit kleine mysterie niet ontrafelen.
‘op jonge leeftijd kreeg ik mijn eerste kind, het was een fout. Ik was te jong. Ik hield van haar maar ze stierf toen ze de straat overliep en een man haar aanreed. Ik mis haar elke dag’.
De man knikte, ik luisterde mee, zij ging verder.
‘Een jaar later kreeg ik zelf een ongeluk, kun je dat geloven, toen moest mijn been er af. Langzaam nemen ze stukjes ziet u? Vervolgens ging mijn man bij mij weg. Hij zal er vast niets aangevonden hebben een vrouw met maar één been. Ik neem het hem niet kwalijk. Op één been kun je niet lopen.’
‘Hoe oud was u toen?’vroeg de man.
‘Ik ben niet goed met data, ik ben nu 51, het gaat zo snel. Haha. Ik denk dat ik 23 was, ja zoiets zal het zijn.’
‘Nou toen ging ik naar Guatemala, op mijn werk had ik een Guatemalteek leren kennen. Ik werd natuurlijk smoorverliefd op hem en hij zag wel iets in een vrouw met één been, haha. Wordt hij toch in de eerste week doodgeschoten, maar ja ik had alles in Nederland opgegeven. Mijn baan, mijn huis dat was aangepast op een gehandicapte. Ik had ook geen geld om meteen terug te gaan. Gelukkig zijn ze bij de Nederlandse Ambassade erg goed en was ik binnen een maand weer terug.’
‘Nou, wat een verhaal’ zei de man. Ik luisterde. Zij ging verder.
‘Zeg gekkie, je denkt toch niet dat dit alles was. In Nederland bleek ik een infectie op te hebben gelopen, maar ik had nog geen zorgverzekering. Afin, dat is goed gekomen, als ik alles moet vertellen dan zitten we hier nog wel even en dan zul je zien dat omdat het donker is geworden, dat ik bij mijn nierstenen ook een blaasontsteking krijg van de vervloekte kou hier in Nederland. Eigenlijk heb ik niets te klagen. Ik heb veel kansen gehad, het zat bij mij allemaal net tegen op de kruispunten van geluk, alleen vandaag niet. Ik nam een horde.’

Ik lag op de bank te mijmeren, gewoon even. Over de dag. Eigenlijk was ik te lui om op te staan, maar ik hoorde de tranen van mijn kind, daar midden in de nacht. Voordat ik op het rode knopje van de glimmende flatscreen duwde, zag ik de lach nog even , schuchter, van Liu Xiang, zo hoort dat aan het einde van het verhaal. Vallen is opstaan met een ruggengraat Mart.

zaterdag 4 augustus 2012

Man maakt lijst

Ik moet vanaf heden lijstjes gaan maken over, hoe, wat, wanneer, met wie, waarom en verwachtingen.

Wanneer ik met wie,
Hoe iets deed
Spanning ervoer/ervaar

Lijstjes dus.

Ingekaderde foto's
Als je stelt
-Wat wij zijn

Een ander in het algemeen
Noteren

Opdat ik niet vergeet
Wanneer wij
Hoe
Wat
Wie
Waarom
Wederom
Kunnen dromen
Tegemoet zien
Op slaande toonders
Of wachten

Vandaag zijn het
Deze woorden
Want ik wil niet vergeten
Voor mij staat hier

Man maakt lijst
om de volgende reden:

maandag 30 juli 2012

Romantiek bij de Kamer van Koophandel

Het bedrijvenpark in ’s-Hertogenbosch zuid zit er wat verlaten uit. Verscheiden etages van panden en gehele panden staan te huur. Wat mij opvalt is wel dat er mensen af en aan fietsen die haast hebben. Wat me ook opvalt is dat de omgeving schoon is, proper. Er is veel water, kunst in deze openbare ruimte en de stoepen zijn brandschoon. Ik begrijp dat wel want bij de ingang van het bedrijvenpark staat het provinciehuis. Hoogwaardigheidsbekleders uit Brabant komen hier. Nogal wiedes dat het er smetteloos uit moet zien.

Ik ben onderweg naar de Kamer van Koophandel. De bushalte buiten dit terrein was mijn eindbestemming. Nu loop ik hier. In mijn maag heerste enige onrust, en ik merk dat ik haastiger dan noodzakelijk mijn sigaret oprook. Ik kijk om mij heen, op mijn telefoon waar ik exact moet zijn en ik controleer de tijd. Ik ben ruim drie kwartier te vroeg.

Nu schijnt een inschrijving bij de KvK een formaliteit te zijn, een stemlokaal waar je naam weggestreept wordt op een lange lijst, het achteraansluiten in een lange rij bij de kassa, voorheen het nummertje trekken bij een postkantoor en het gezapige wachten. Meer is het niet. …en toch, toch loop ik sneller dan normaal. Loop meteen naar het regiokantoor, naar binnen, zeg mijn naam. Ik heb een afspraak.

Ik had voorgenomen even door de wijk te lopen, rustig mijn sigaret te roken, misschien even zitten op een bankje en nog een paar bladzijdes van mijn boek te lezen. Er is niets van terecht gekomen denk ik, als ik ga zitten aan een lange tafel.

Bij het ontwaken die ochtend had ik mij de Kamer van Koophandel voorgesteld als een log Kafkaiaans ambtenarenapparaat die in een verouderd pand hun werkzaamheden doen. De leegstaande omgeving had dit enigszins bevestigd. Het gevoel was niet zo zeer unheimlich maar meer nostalgisch. Alsof ik een decor reeds gedroomd had of ergens in een boek had gelezen van het bestaan. Nu ik aan de tafel zit –hoogglans, strakke nerf- op een stoel die ik weliswaar niet in mijn huis zou plaatsen, maar die comfort en klasse uitstraalt waarvan ik kan zeggen dat ik die niet zou kunnen betalen, zal ik alleen stellen dat de binnenkant in schril contrast staat met sfeer die buiten de muren heerst.

Ik had een vloer van linoleum verwacht, een kiezeltapijt hooguit. Stof zou bij de muren liggen, aangekoekt tussen het randje zeil dat met een stanleymes zorgvuldig afgesneden was en het laatste stukje van het witte behang. Ik had posters verwacht van postbus 51 met grote schreeuwerige teksten –eerder indoctrinatie dan informatief. Maar er is niets van dit alles, er is veel lichtval in de ruimte, er staat een koffiezetapparaat van Douwe Egberts die mij een redelijk lekkere espresso geeft. In de hal hangen vilten doeken in frisse kleuren groen en rood, goed verzorgde –en vooral- echte planten zorgen voor lange schaduwen over de gestuukte muren. Het laatste restant aan Kafka verdwijnt tot ik het repetitieve gebruik van een nietapparaat hoor.

Voor mij zie ik pagina’s getypt met een typemachine, een vrouw met een bril die gedecideerd en vlijtig stapeltjes niet. De routine is terug te horen in de ferme klappen op de hendel. Even denk ik dat alles nog fout kan gaan. De papieren worden verwisseld, mijn BSN-nummer schijnt niet overeen te komen in de papieren. De papieren, de papieren. Langzaam voel ik de handen klam worden, een lichte rilling en het roepen van mijn naam.

Ik laat mijn koffie staan en stap volgzaam achter de man aan die me riep. Iets in zijn loopje verraad een hautaine houding, het uitspreken van mijn naam klonk geforceerd vriendelijk. Ik denk kortstondig aan bloed bij de ontlasting. Waarom is een raadsel.
De man leidt mij naar een hokje. Een hokje die me een beetje doet denken aan de verhoorkamer in het politiebureau waar ik een paar uur heb gezeten om aangifte te doen van een gestolen tas. Ik neem plaats en de man begint mij dingen te vragen. Ik geef kort en kordaat antwoord en stel me zakelijk op.

Een systeem wordt geopend en de vierkante blokjes dateren nog van een tijd dat het werken met verschillende lettertype nog niet bestond. Het geheel doet me denken aan de Commodore 64. In mijn hoofd hoor ik een nietmachine, zie ik een wirwar van kamers, gangen, ruik ik stof, proef in de lucht de inkt voor het geschrift in grijze voorraadkasten. De man laat ik niets merken. Ik blijf antwoorden en kijk naar het scherm. Het tapijt onder mijn voeten nodigt uit om de schoenen uit te trekken en zachtjes mijn tenen door het hoogpolige te laten gaan. Ik ontspan.

De man stelt dat het systeem niet werkt. Ik krijg de stukken per post. De garantie komt dat ik ingeschreven zal worden op deze dag, maar dat ik morgen de stukken pas kan krijgen. Ik kan niet anders dan akkoord gaan. De zenuwen staan strak en ik merk dat ik snak naar frisse lucht en een sigaret.

Buiten loop ik door het Zuiderpark naar het centrum. Ik ben een zelfstandig ondernemer geworden, er is iets veranderd. Het doemscenario bleef beperkt.

In het Zuiderpark in Den Bosch is de nostalgie nog niet weg. Het bedrijventerrein wat ik achter mij heb gelaten is zo’n 18 jaren geleden uitgebreid tot wat het nu is, het skatepark in het zuiderpark is iets jonger. De Zuidwal, de Bethaniestraat waar ik nachten sliep of dronk, of gewoon iemand op kwam halen om te drinken, eten of voetballen. De Hinthamerstraat met De Palm.

Ik woon hier al zes jaar niet meer. In de zon loop ik als zelfstandig ondernemer uit Veghel. Ik loop hier met al mijn verhalen. De onbezonnen jeugd, waar alles in een dag gebeurde, en ’s-nachts werd herleefd. De nostalgie komt niet uit een boek wat ik reeds gelezen heb. De Kamer van Koophandel deed me denken aan mijn middelbare school, de eerste dag misschien. Waar alles fout kon gaan en ik toch ging.

Ik loop langs een huis. Te Koop.

Ik wil het hebben.

Ik gedij goed in nostalgie.

zaterdag 28 juli 2012

Door het te benoemen: weleer

Weleer van lichtekooien
Schavuiten en rekels
Maar later:
In een appartement
De vloer plakt er
Opengeklapte opgerookte
Leeggedronken
Weggevreten
Dagen

Een open verbinding
Lijntje met eten
In de stad waar willekeur
Heerst
Je draait er dagen om
Er is bestaan
De eerste laag
Is bezit
De tweede laag
Een keerzijde
Je bent er nog
Weleer!
En de vloer
De vloer die plakt.

Een inktdrop

Eigenlijk wil ik een olievlek zijn
Steeds groter verwordend
De vader, wens, drang

Anderzijds wil ik blijven kleven
Aan kleinburgerlijkheid
Stroop ziet u

Grote thema's zijn naast
Taboe; de wens der discussie
Mijn eigen repliek

Aldus discussieer ik
Overschreeuw ik
Mijzelf

Op straat loopt de angsthaas
De borst recht vooruit
Zijn haren gevouwen

Op straat loopt de tweetakt
De hink stap en sprong
vreemden zijn muren

Op straat loopt de zweter
Welriekend doch
Schichtig de ogen

Op straat loopt de eenling
Het platform zijn zak
Eender de ander

Aansteker
Telefoon
Tabak.

maandag 23 juli 2012

Nergens, toch?

Soms hoeft het niet ergens over te gaan
de hitte van de zon wordt bijzaak
aangenomen in zijn functie
het bladgroen zal ook zijn kleur
verliezen

dit alles is niet negatief
noch bezwaarlijk te noemen op
deze dag die nietszeggend
zou kunnen

zijn, is beter dan gaan
dan weet je wat je moest
verwachten
toen je ging

De zon is heet.
Het blad is groen.

verder hoeft
het niet echt ergens
over te gaan
Niet altijd.

zondag 22 juli 2012

Een tof weekeinde

“Heb je dat gezien, die enorme pracht van dat gebouw?”
Hendrik liep door Gent naast zijn vrouw. Ergens binnendoor kuierde ze, door het oude stadscentrum, rond kersttijd.

Iets dergelijks verzin je niet, dat komt later ineens terug. Het besef dat het rond kerstmis was.

“Ja, ik zag dat. Ik heb het alleen koud. Is het nog ver?” de nuchtere vrouw van Hendrik kroop tegen haar man aan. Het liep alleen zo ongemakkelijk. Ze was een stuk langer dan Hendrik en ze kon haar hoofd niet op zijn schouder leggen zonder zelf haar rug te krommen. Een pose die met deze kou, haar jas deed opstropen en de huid van haar onderrug blootstelde aan de straffe, ijskoude wind.

“Ik hou van je”,zei Hendrik in zijn euforie om deze mooie stad.
“hmm-hmmm”, bevestigde zij. “Weet jij de weg Hendrik?”
“Ja oh, we moeten hier links, rechts en dan zijn we er. Daar zat vroeger een restaurant waar je heel goed kon eten.”
“ok.”

Hendrik was twee keer eerder in Gent geweest. Eén keer in zijn jeugd en één keer in zijn adolescentie. Dronken. Dat gaf hem kennis over de stad. Niet alleen kennis maar ook een bepaalde macht over zijn vrouw. Hij kende het hier. Hij wist de sluiproutes, wist te vertellen dat de mensen hier zo aardig waren.

“Kijk hier is het, daar at ik de vorige keer dat ik hier was”, wijzend naar een oud statig gebouw, in het centrum van Gent. Aan het water, stond het groene bord van een Ierse pub.

Samen liepen ze naar binnen. Ze draaide een oud nummer van Oasis. Hendrik voelde zich hier thuis. Monter stapte hij op de dame achter de bar af en vroeg of ze een tafel beschikbaar hadden voor twee. Er was in de Ierse pub altijd even de twijfel of je iemand in het Engels aan zou spreken of in het Nederlands, maar deze vrouw was het Vlaams machtig en leidde hen een trap op, een trap op, een trap naar een achterkamer. Dit alles met frisse tegenzin van haar kuiten en dat liet ze blijken. Daar werden ze gedropt aan een tafeltje. Uitzicht op de vale gang naar de keuken, luidruchtige Hollanders aan steak met friet.

Hendrik bestelde een bier en zijn vrouw een glas droge witte wijn. Een Chardonnay. Beiden gingen ze voor de friet met steak.

Honger en een ijzige wind

De borden waren opgemaakt alsof een meisje van 7 voor de eerste keer make-up had mogen gebruiken. De borden waren niet helemaal schoon. Hetzelfde gold voor het bestek. Het vlees wat op het bord lag was taaier dan een zeemlap die te lang onder de koelkast had gelegen om het vocht tegen te houden. De serveerster sprak zo min mogelijk en het leek alsof er gewichten aan haar mondhoeken hingen.


In de keuken achter hen werd gevloekt. De tocht streelde de toch al koude nekken.

De Hollanders maakte schunnige grappen. Luidruchtig.

“Er zal een nieuwe eigenaar in zitten”.
“Denk je dat, Hendrik?”
“Ja, de vorige keer dat ik hier at, toen was het eten zo enorm lekker, het vlees smolt op de tong.”
“Ik vind het echt niet lekker en eigenlijk vind ik de bediening gewoon onbeschoft.” Ze prikte met ongenoegen in haar vlees, en draaide met haar andere hand haar glas rond. In de schittering kon je de restanten van een helrode lippenstift zien zitten.
“Misschien lieverd, vergis ik me en was het toch ergens anders.”

Hendrik had toegegeven dat het eten niet smakelijk was, hij had een taxi besteld om ze naar het Hotel terug te brengen.

Een lauwe kus voor het slapen gaan en dag twee van het weekend Gent.

“Wow, heb je dat gezien.” Het was Hendrik die zijn ongeloof over het middeleeuwse centrum van Gent niet kon onderdrukken, hij genoot met volle teugen en betrok zijn vrouw daar in. Zij knikte, en keek rond met haar eigen gedachten.

De kilte bracht hen bij een plek waar WIFI was. Foto’s werden voor de vrienden online gezet, er werd koffie gedronken en er werd opgewarmd. De bediening was onbeschoft en de koffie was oud, maar het contact met thuis –een twee uurtjes rijden verderop, was de olie om de dag door te komen. Tot dat Hendrik zei, “Het is hier zo mooi, had jij die brug gezien”

Ze had geschreeuwd tegen Hendrik, in een volle koffietent.
“Ja, Hendrik, het is hier HEMELS!”

donderdag 19 juli 2012

Hoi sociale mediamedemensen

Voor u schrijf ik de volgende
Woorden
Denk de volgende gedachte
Die ik voor me houd
Op een scherm

U bent reeds
Met zo velen
Als ik aan u
Allen denk
Wil ik geven

Niet alles wat
Ik draag
Of bied
Te hebben
Maar iets

Ik kan u
Niet allen kennen
Maar wel richten
Tot u

En zeggen.
Dat mijn
Woorden
U waard zijn

Maar het is de tijd
Die mis ik!

zaterdag 14 juli 2012

Ontbijtbundel

Ik ga een Word document openen
daar geen koffiekring op maken
dichten op zondag is geen romantiek

De ontbijtbundel ligt verspreid
Koffie staat naast hem
De sigaret diens afzuigkap

Brood ligt in de vriezer
beleg in de medicijnkast
suiker op een plank

De verlichting door grijs
met vlekken van kindervingers
en een muggenbult op die van hem

Het is een opsomming een
dergelijke ochtend in oktober
ook met de gordijnen dicht

als vlakgum verspreid
hij in eerste instantie
de koffie over zijn scherm

tracht met woorden
romantiekkweeksel
van vals sentiment

luiheid
verhult
hij.

donderdag 12 juli 2012

De dag lang en uitgestrekt
ik zou kunnen wandelen
maar de regen, de regen die tiert

Dat ik All Stars draag doet niet
af aan mijn onlust
draagt niet bij aan mijn val

Daar ik buiten door ramen
naar binnen zou kijken
en denken
dat wil ik ook

Het is wijzer binnen te blijven
te woelen door stofrest
of zoeken naar rust
weifelend te stappen naar koffie

Sigaret na Sigaret te denken
wat te doen

Buiten door de straten
schijnt de zon niet
zijn er vlezenloze dromen
van stilte
bij een ander

Waar een kachel brandt
bijvoorbeeld, of zij wel
de televisie aan hebben staan
op een zender
met ideeën

Dus ik zit hier
wit te vullen
als het blanco
van een manco dag’

dinsdag 10 juli 2012

Zijn strakke planning

'Ik ga er voor'. Elke ochtend stond hij zo op, pakte een stuk fruit van de fruitschaal, schilde, brak en at de sappige inhoud op, alvorens hij met norse ogen een pot koffie opzette en een sigaret opstak, nadat hij de restanten aan fruit van zijn handen had gespoeld onder de koude kraan. Terwijl hij naar het geluid van pruttelende koffie in wording luisterde maakte hij in zijn hoofd plannen voor de dag. De dag die voor hem lag als een strakke lijn, een horizon waar veel op gebouwd zou worden.

Als zijn hoofd wat helderder was van de zwarte olie die het smeersel voor zijn dag was, toog hij naar zijn computer en zakte neer. Hij ging beginnen. Hij opende zijn documenten en keek naar de cijfers, opende zijn mailbox en keek naar het aantal ongelezen mails en opende twitter om te kijken of er nog mensen waren geweest die aan hem hadden gedacht.

Zijn oksels begonnen klammig te worden bij de eerste twee e-mails. Hij moest ze kort en zakelijk beantwoorden, maar uitstellen was wat makkelijker. Zo geschiedde. Het vochtgehalte in zijn oksels nam toe en de geur kwam hem tegemoet. Nogmaals zei hij er voor te gaan. Eerst uiteraard stak hij een sigaret op schonk een kop koffie vol en roerde er suiker in. Weer de zetel.

Muziek zo dacht hij, zou me in de stemming brengen. Het bladeren tussen de mappen door bracht geen rust, maar gaf hem een kortstondig gevoel van voldoening, alsof je kijkt naar je nieuw ingerichte boekenkast. Het bezit was de sleutel. Hij koos iets uit wat hij niet vaak luisterde, klikte op play en schroefde het volume wat neerwaarts. De e-mails.

Het tabblad verder werd aangeklikt en het nieuws werd doorgenomen op een willekeurige nieuwssite.

Het andere tabblad toonde tweets.

Hij zou er niet aan toegeven en zette het volume wat harder.

Hij beantwoorde een e-mail.

Stak een sigaret op.

Dronk wederom koffie.

In zijn hoofd waren de plannen vervaagd, er was te veel ruimte, geen limieten lagen er. Hij kon de playstation aanzetten, de televisie, hij kon wat lezen en de laatste twee afleveringen van Game of Thrones aanzetten zodat hij daarna niets meer had om te kijken –de complete serie The Killing daargelaten.

Hij liep naar het toilet, stapte op duplo, kermde van de pijn.
Zijn vrouw belde om drie uur. Hij had nog niet geluncht.

In de avond werden rekeningen naast elkaar gelegd. De zoon moest weldra naar een school.

Hij nam zich voor. Morgen ga ik aan de slag.

vrijdag 6 juli 2012

Easter Egg

Een easter egg of paasei is een grap of een verborgen boodschap die in een computerprogramma, een film, een website, een computerspel, een dvd, een cd (hidden track), een plaatje of een boek verwerkt is. Net als bij echte paaseieren zitten deze snufjes verborgen en moet ernaar gezocht worden. (bron Wikipedia)

Maar hoe zit dat in het echte leven? Zou het bijvoorbeeld mogelijk kunnen zijn dat ik een easter egg ben, een grapje van iemand, geplaatst op een plek waarvandaan ik niet mag opvallen. Geplaatst in het leven zelf, daar voor uw vermaak als u me vindt. Mij links laten liggen, omdat de vondst slechts uw doel was.

Dat alleen ik in de veronderstelling ben dat de camera’s op mij gericht zijn, om de beste shots van me te maken, de muziek die gecomponeerd wordt voor mijn Soundtrack of Life; dat ik iemand ben die de blikken van andere probeer te vangen met zelfspot en het bespottelijk maken van het leven zelf; de tragiek en eenzaamheid die ik wil beschrijven. Kan het zijn dat ik me dat inbeeld.

Nee toch?

Want ik ben een individu, weliswaar een einzelgänger die zich overal kortstondig thuis kan voelen, maar nooit onzichtbaar voor het blote oog, toch?

Ik twijfel.

Hoe meer ik nadenk over het begrip Easter Egg, het gebbetje van de regisseur, de schrijver, de band die met hun hidden-track nog even het hele conceptalbum onderuit haalt, hoe meer ik me bedenk, dat ik niet meer ben dan een in het leven verstopt alledaags dingetje, die menigeen niet opzal vallen.

Natuurlijk zijn er mensen die er prat op gaan mij te vinden, maar als ik al zei, als ik gevonden ben is de lol er af. Men zal niet gaan wijzen naar derden en zeggen daar zit hij. Daar zit het verstopte paasei des levens. Want van dat leven krijg je niet zomaar een program, er moeten dingen geheim blijven. Tenzij de ander ook een paasei is zonder dat door te hebben. Dit paasei blij om zijn vinger te wijzen en te zeggen ik vond het paasei. Zie mij hier, ik kwam uit. Ik val op. Ik ben.

Het is de mens en zijn hang naar aandacht. Wij zijn in eerste instantie allen verstopt, als ei of als boom in een bos.

Omdat wij met zo velen zijn valt het verstoppen niet meer op.

Dus als u ben ik ook een paasei.
Lijkt mij.

Als je doordenkt, zijn wij dus ook het gevonden Higgs-Deeltje, en dat…
Dat is dan weer groots.



donderdag 5 juli 2012

Dit is mijn dank!

Dit is mijn dank

Het is mijn ongeloof die mij de ogen opent
Purper klopt daarachter
Het houten hoofd geheven en trots

Waar zwevende aardbeien, blokhout, bruggen bouwt
De tapijten aanstipt
Waar des Doolhof Cehavé, uw koninkrijk

Waar wandelend trots zwelt en aanhoudt
De bomen passeert
Waar ik beviel uit uw slokdarm en spraak kreeg

Waar lampen nooit kappen met schijnen
Haar insteek en af laten gaan

Als kolonie van mieren uw schouwers
-aan noten, genot en uw smaak

Waar ieder een ander bevlekte

Daar grootsheid mij nu overstijgt
Waande ik me in elders

Water of vliegend of zo
Het was zonder schroom euforisch

En jij maakt dat gewoon.

Dus dit.
Dit is mijn dank.

woensdag 4 juli 2012

Hoe fijn (denk ik)

Nu de energie terug is in mijn lijf, en ik met een open deur clichés binnen hark, kan ik mij er eindelijk toe zetten het geluid van de fluitende vogels buiten te sluiten en mij in zijn geheel niet te storen aan de spelende kinderen, die dwars door mijn concentratie heen schreeuwen. Kortom ben ik een onvermurwbaar blok graniet die zich gaat kwijten aan zijn doel.

Maar welk doel?

Inmiddels ben ik stadsdichter van Veghel geworden, heb ik een enkel artikel geschreven voor een krant die tot nu toe niet is verschenen, werk ik aan mijn manuscript en vermaak u –naar ik hoop- regelmatig met kleine stukjes die ik voor u post. Ik werk aan mijn site, die vorm krijgt. Kortom vind ik van mijzelf dat ik mijzelf nuttig maak. Ik werk hard op de dagen dat ik thuis ben, probeer attent te zijn en u allen te voorzien van genoeg informatie met betrekking tot mij als persoon, als u ook de aandacht te geven die u verdient. Het is een druk bestaan. In mijn eentje.

Ik geniet daar van, met volle teugen.

Maar het doel op zich, ik weet het niet. Ik denk dat er geen doel is, dat alle middelen ingezet worden zonder een doel. Een befaamd schrijver, erkenning? Goed ik houd van de aandacht, ik zal de eerste zijn die dat toegeeft. Maar of dat het doel is weet ik niet. Ik denk dat ik iets neer wil gaan zetten waar ik trots op kan zijn. Waarvan ik kan stellen en zeggen dat heb ik bereikt. Toch, ik ben nu stadsdichter, daarmee zou ik kunnen zeggen dat ik er al ben. Daarmee zou ik stellen, goed doel bereikt.

Maar bah-ah…

Ik wil meer, ik wil….. en dat weet ik juist niet. Ik weet dat bij de interviews die ik naar aanleiding van mijn uitverkiezing heb gegeven hakkelde en struikelde over mijn woorden, ik wist niet precies wat te zeggen, wat er nu van mij verwacht wordt. Ja, ik heb tal van ideeën. Ik wil een soort poëzie-avond gaan organiseren, gelijkend op Literanita in Amsterdam. Dat ben ik mijn gemeente schuldig. Ik zal daar weldra voor gaan plannen, gesprekken gaan voeren, en kijken wat een man als ik kan betekenen voor deze gemeente. Nog wil ik meer.

Dus hier aan mijn schrijftafel, met mijn sigaret en koude koffie, praat ik mijzelf al schrijvend groter dan ik ben. Treed buiten mijzelf en aanschouw. Ik zie een jongen met een grijze ochtendjas, grijzend haar, gebukt over een toetsenbord.

Hij schrijft.
Zonder doel.
Omdat dat moet.

vrijdag 29 juni 2012

Voor waar ik achter sta


Voor mijn straat
met volk
van allooi
verschillend
de rassen en standen
glimlach, chagrijn
de cultuurloze
cultuurvolle
aanbidders
van auto’s
en trucks;
de kinderen
boefjes
schurken
en rekels
voor andere wijken
voor straten
waar ik klinkers schik
waar in rijkdom
de zwembaden
vullen met nacht
en tranen
met tuiten;
De boodschap
De vrouw
De heer
Adolescent
De kwaaitong
De vrede
Wie u ook bent
Voor mijn stad
En het water
Het momentum
De mores
Wiens bezit
ik zal zijn

Voorwaar ik hier sta
En smeek toch ook nu
Hoor me nu neder
Ik ben thans van u.


zaterdag 23 juni 2012

Ethiek van de dag

Grijs is de nieuwe zon
Het lijkt donderdag
Alsof werk wacht
Tandenknarsend
Een busreis

Ritmisch op ramen
Getikketak
Dat niet aan
Spanje
Zon
Of Frankrijk
Doet denken

Binnen
Brandt een lamp
Net boven de horizon
Zeezicht
Met mijn voeten
Speelzand op de grond

Dat ik moet stofzuigen
Is onherroepelijk
Maar ik beroep mij
Op noodweer

Het is zondag


Kersenpitspuwen!

In neveldampen
Van rook
Zwaar op de maag drukkend
Verstopte zij zich
De verstoktene

Kortademig zou
Je zeggen
In de waas van tabak
Onmogelijk
Een trap
Of te hollen
Voor een trein
Te overbruggen

Wanneer de man
Met lucht
Als stormwind
Uit diens longen
De uitdaging
Als haas
Aannam

Werd haar kersenpit
Een kogel
Zijn:
Niet meer
Dan

Dus met euforie
De verstoktene
De overwinnende
Met haar peuk

woensdag 20 juni 2012

Meloen!

Bij het ontwaken bonkte haar hoofd. Boven haar, was gestampvoet en enthousiast geroezemoes, onder haar, de schokken en deiningen van een kalme zee. Haar waterbed.
Zonder dat zij wist hoe laat het was, of dit zonder zich aan te kleden na kon gaan, kon ze het wel raden. Het enthousiaste kirren, het geronk van de motor. Het was omstreeks negen uur in de ochtend en de kleine Gulet draaide de zee op.

De volgorde was elke dag anders. De ene keer ging de boot naar Turtle Beach, de volgende dag ging de boot naar een kleine baai, die men de blue lagoon had genoemd. De scheepsjongens vertoonde daar hun kunsten aan het vrouwelijk schoon –de passagiers van de boot. Ze klommen op een hoge rots en sierlijk doken ze met gespierde en gebronsde lichamen in het water. Elke dag werd er drie keer een stop gemaakt. De hoogtepunten waren altijd om drie uur en tijdens de lunch. De variatie hield het moraal aan boord hoog.

Omstreeks zeven of acht uur in de avond ging de boot weer naar de kust. De dag zat er dan op. Het hing natuurlijk allemaal af van de sfeer aan boord, de voorraad in de compacte vriezer. Werd er veel gedronken dan werd het al gauw half negen. Het was haar om het even. Haar avond begon pas na het avondmaal.

Op de grond in de kajuit lagen een minrokje en wat ondergoed. Hemdjes en jurkjes. Voor haar bikini moest ze graven. Ze hing over de rand van het bed, en wreef als het ware door het gegraven gat nabij de kustlijn, tot het water zou stromen, en haar bikini boven zou drijven. Haar hoofd neerwaarts was een slechte keuze geweest. Ze plofte terug op bed en sloeg een zucht.

Toen ze weer ontwaakte was het geroezemoes weg, er was slechts de deining van de zee en een verdere stilte. De eerste stop.

Ze stond op, nam in één keer haar bikini, liep naar de badkamer, bekeek zichzelf, wreef over haar gezicht, trok de lapjes stof aan, toog naarhet bovendek, knikte tegen haar moeder en sprong in zee.

Via de trap klom ze aan boord, ging naast haar moeder zitten en gaf haar een kus. De benen vouwde ze onder haar billen en ze keek naar het volk aan boord. Elke dag weer hetzelfde. Het vechten tegen de kater. Het verlies van de kater in de frisse zee.

De vakantie was heerlijk. Ze boften met een bevriende eigenaar van een boot, de gratis overnachtingen. De meloen die werd uitgeserveerd om 15:00 bij de laatste stop.

Waar zij haar eerste wijntje vast nam en uitkeek naar de douche en de uitgestrekte nacht.

Terwijl de meloen haar mond verkoelde en vulde met sap, verloor ze langzaam de smaak van de man van vannacht.

Nee, het was waarlijk een heerlijke vakantie.


dinsdag 19 juni 2012

Onder één noemer.

Als de trein van het station vertrekt, kijk ik net naar buiten. Mijn kamer op de vierde verdieping heeft het uitzicht, ik de tijd en het besef tijdig mijn blik op een vertrekkende intercity te richten. De lucht is heiig. Je proeft de warmte bijna.
Binnen zoemt te airconditioning –die ik niet zo mag noemen van de heren en dames beheerders. De zes lege plastic bekertjes vertonen restanten koffie, de geur er van is weg. Op het bureau staat een scherm, het lampje onderin is blauw. De druiven slinken in aantal naarmate de tijd vordert. Ik knaag ze weg, pitloos.

Buiten zie ik mannen in pakken en koffers wandelen, de rechter praat met zwierende gebaren enthousiast naar de linker. De schaduwen zijn flets.

Ik ben slechts de observator. Ik denk alleen, zou die man niet enorm gaan zweten in dit weer, een zodanig zwaar pak, inclusief stropdas, overhemd en onderhemd. Op het perron lopen mensen van verschillend allooi, net te ver weg om ze goed te kunnen beoordelen. Ooit in de winter zag ik er Roodkapje. Ik zwaaide naar haar. Ze zag me niet.

De trein is inmiddels uit zicht, vertrokken naar een andere plaats met een andere observator, die graag naar treinen kijkt. Vermoedelijk om andere redenen dan ik. Mijn kamergenoot vraagt of ik nog wat te drinken wil. In eerste instantie reageer ik niet, ten teken dat ik geen zin heb om te antwoorden, ten teken dat ik al lang vertrokken ben met de trein. Spottend in een andere stad, naar een andere kijker.

Bij herhaling bestel ik water, koud. Warm water is ook mogelijk, maar bij het gebrek aan theezakjes of oploskoffie is daar geen eer te behalen. Water wordt gehaald.

Het liefst zat ik in de trein. Niet zozeer weg van hier, of vluchtend, maar eerder proevend, ontdekkend.

Bij de eerste slok water arriveert er een trein. Er stappen mensen uit aan de verre kant van het perron. Ik kan het net onder de overkapping zien.

Achter uit de trein, daar in de hoek van mijn kozijn stapt maar een enkeling uit. Hij draagt een tas, en steekt meteen een sigaret op. Ik kijk even naar de jongen, die plaatsneemt op een bankje en wacht op de volgende trein. Op zijn beurt kijkt de jongen rond, opent zijn tas en haalt er verscheidene kledingsstukken, gravend naar zijn toilettas.

Er wordt gebeld in de kamer, een schelle stem verteld de gang van zaken, verzoekt om faxen, middels e-mail kan ook.

Op de gang is geroezemoes.

Vanaf het bankje op het perron, haal ik uit de toilettas een vulpen. In een notitieblok schrijf ik wat ik denk dat er gebeurd in het gebouw tegenover me. In het gebouw waar evenals ik vast een soortgelijke zit.

Ik bedenk een titel.

zondag 17 juni 2012

Het afgelopen EK (en de schuldige)

Zojuist zijn we uitgeschakeld. Niet zacht, met onvoorstelbare uitslagen, die te vergelijken zijn met de uitschakeling van Ajax verleden seizoen, in de Champions League. Nee…

We vlogen er uit met nul punten.

Twee doelpunten.

Pover spel.

Mijn eerste gedachte was dan ook met vingers te wijzen. Te vloeken op de man die besloot de thuisbasis in Krakow te plaatsen, de heer Bert, die te behoudend speelde en de Fred Rutten van het EK zou worden. Misschien gaf ik de schuld aan de spelers, die met stroop aan hun schoenen en hun gedachten op weerszijden van een wip zaten, enerzijds hopend op de band die ze op zou vangen en anderzijds te hoog in de lucht verbleven om het spel wat ze ten toon zouden moeten spreiden, uit te voeren. Ik gaf de schuld aan de blauwe all-stars, aan de boxershort die ik droeg, aan mijn zoon, die persisteerde in het feit dat Ajax kampioen zou worden (hij is drie, vergeef het hem). Kortom gaf ik de schuld aan iedereen. Behalve de schuldige.

Want er is een schuldige. Het waren zij, zij die het volk niet massaal wist te enthousiasmeren, waardoor wij al twijfels hadden op voorhand. Waardoor velen van ons niet in het EK zaten. Waardoor de gang naar het Europees Kampioenschap over hobbels liep.

Kasseien met een slappe band.

Ik zal u weldra de schuldige aanwijzen. Ik zal u verzoeken dingen te laten, de schuldige een ferme schop onder de bips te geven, want omdat wij niet hebben geloofd in een Europese titel, deden zij dat niet. De Sneijders en Huntelaars, de Cocu’s en Heintinga’s. Derhalve verzoek ik u om een boycot, uw klantenpas te verbranden. Te spuwen op het bestaan.

Een bedrijf met de initialen van Adolf Hitler. Dat kan ook niet anders.

De Albert Heijn (de naam uitspreken, smaakt al naar het gal van een meisje die haar drank niet kon houden, doch omdat jij het wel binnen kon houden, roer jij je tong nu in haar mond) waar waren ze.

Panini Plaatjes?
Facebook spelletjes?

Wuppies wil ik. Tierlantijntjes. Indoctrinatie… Dat wil het volk.

Maar waar was de Albert Heijn?

Waar waren de goedgeplaatste slogans? De inmiddels bekende ‘guitige’ manager die groots een EK aankondigt….maanden van te voren, met spaardingen waar je voor naar de winkel ging. Het gevoel kon voeden met prullaria.. Waar was de voedingsbodem, de indoctrinatie van onze grote supermercado? Nergens.

Ze kwamen met een Italiaans merk dat voetbalplaatjes uitbrengt, van Ronaldo!! Nota bene.

De Albert Heijn kwam met een kleine namaak supermarkt (de huiskamer is nog steeds van de kartonnen winkel met A-merken die ze wegdrukken voor het eigen merk).

De Appie, kwam niet met gratis WIFI –inloggen op een oranje pagina.

De AH kwam niet met iets pluizigs wat je op je auto kon plakken.

De Abert (fucking) Heijn kwam met plaatjes.

Voetbalplaatjes van de vijand.

We werden Europa. Jongetjes van 7 ruilden om een foto van Gomez in hun bezit te krijgen, vrouwen spaarden de Zweden.

En waar waren wij. Waar was het ‘ons bier’ gevoel?

Ik vond het niet.
U ook niet.


Dus ik zeg u, vraag u met klem, boycot die Albert Heijn toch alstublieft. Omdat ons enthousiasme niet op onze jongens bleef plakken, is het de schuld van hen! De supermarktketen, die zwicht voor het Europa en niet vol voor oranje ging.

(Of voor eigen slogans als –altijd iets te proeven en vier in de rij als kassa’s er bij.)

De Albert Heijn is er voor ons. Ze zijn er om ons te smeden, warm te maken. In extase te brengen…. Ze hebben me teleurgesteld.

Onze jongens.

Ik zeg tot slot: Jürgen Klinsmann als bondscoach en boodschappen bij de ALDI.
(of Vertonghen nationaliseren, dan wel Vlaanderen annexeren)

Groet Bas.











donderdag 14 juni 2012

staand beeld

Ik hoop op jou
terwijl ik naar je kijk

je sluike haar danst niet

hier in de stad

ik geef je mijn blikken
mijn hoop
ook mijn drang

maar de wind zal niet komen

lief

ik ben zo bang.

maandag 11 juni 2012

Anders borduren we er nog even op voort

Als Thomas opkijkt ziet hij haar, roze blouse die openhangt, een wijde roze broek, kort blond haar met highlights. Ze doet Thomas nog het meest denken aan de reclamefolders uit Duitsland die zijn brievenbus sporadisch wisten te vinden. Grapjes daarover, maakte hij met zijn vriendin, als net voor etenstijd een borreltje genuttigd werd. De bloemenmotieven waren niet alleen tafellaken, maar werden als compleet behang aan wanden gefantaseerd. De modellen kregen namen. Dat was toen, zijn vriendin en de equivalent van de Duitse Wehkamp.
Nu was hier de vrouw van om en nabij de 52 van wie hij op de lagere school handwerken had gehad. punniken, breien, borduren. De katholieke basisschool. Het was ongeacht de sekse verplicht te participeren in het gefrunnik met stof met aan het hoofd de vrouw Thomas hier voor zich zag.

Sinds Thomas weer in Den Bosch woonde kwam hij deze dame tegen. Een oliedruppel verspreidend totdat ze hem al het plezier ontnam. Een roze vlek links in zijn ooghoek, een oponthoud bij de kassa van de Albert Heijn. Weer zag hij haar, en weer geurde zijn bestaan naar de naald en het borduurdraad dat in alle schakeringen van het kleurenspectrum hing aan het stoffige schoolbord. Hij voelde het bloed sijpelen onder de vingerhoed vandaag en weende inwendig tranen. Deze vrouw had Thomas voor altijd willen verbannen uit zijn leven. Het herinnerde hem aan een afgesloten tijd. De sterfte van zijn ouders in dat verschrikkelijke ongeluk, waar de enige overlevende deze vrouw was.

Er was te veel gedronken op de avond van de ouderavond. Bier met Chinees, de afsluiter van groep 5. De fietsen werden gepakt. Moeder en vader stapte op en reden lachend en roddelend op de fiets, de kleine drie minuten naar huis. Lopen had ook gekund. Via het winkelplein moesten ze de geasfalteerde weg oversteken. In de avond staan daar geen klaarovers. In de avond is het daar stil. Zwijgt de weg.

In huis bleef het langer stil. De auto penetreerde de nacht en als speld in stof was de compacte Volvo de weg onbezonnen ingereden, slipte. Een foute steek. De Auto lag ondersteboven op de weg. Een lap stof, waar de steken slordig vastgezet werden. Aan de andere kant de beeltenis van mijn ouders, plat tussen het dak van de auto en het asfalt.

Deze dame, dit prototype van een Duitse reclamefolder zat me dwars. Ze was blijven leven, had van Thomas een bohémien gemaakt. Ze mocht dan in een rolstoel zitten, ze dronk koffie op het terras. Een vieuxtje er bij tussen de middag. De terrassen die Thomas bezong in de nachten, waar hij zijn verdriet verdronk, zijn gal uitspuwde en rekeningen onbetaald bleven. Het was deze vrouw die hem de laatste grappen over een Duits Reclamefoldertje had ontnomen, de bitterheid die hij in alle onredelijkheid botvierde op de vriendin die dacht nog iets van Thomas te kunnen maken. Niets had hij meer, nu ze ook zijn Den Bosch af had genomen.

Thomas begon haar te volgen. Eerst van een afstandje, maar later onbeschaamd aan het tafeltje naast haar Vieux. Hij leerde haar opnieuw kennen. De stem, die schel was, bleek niet veranderd. De winkel voor fournituren werd zijn tweede huis. Het plankje wat speciaal voor haar was neergelegd, de kleuren en stoffen. Het naaigerij, die als een hechting bleken in zijn open wond. De interesse verschoof van haar naar de wereld om haar heen. De beperking van haar rolstoel, de grote hoeveelheden aan geld die ze spendeerde in de stoffenwinkel. De vieux. Zij bleek zijn lerares in het huidige bestaan.

Het duurde ruim drie maanden alvorens hij een groot canvas kocht, naald, draad en vingerhoedje. Thomas had zelfs het lef gehad de vrouw aan te spreken voor hulp ten aanzien van naalden. Eerst tekende hij een patroon. gevolgd door de kleur, de kruisjes en het borduren.
Thomas vond rust, kalm en geconcentreerd duwde hij met zijn naald gekleurde kruisjes in het canvas. Hij vinkte zijn verleden af. In de middag een vieux, dan snel weer verder. Weer drie maanden later keek hij naar het resultaat.

Hij had haar naar huis gevolgd. Liep naar huis. Rolde zijn doek op, wachtend op de nacht. liep met doek terug, hing het op, liep naar de bosjes aan de overkant, nam een slok vieux, stak een sigaret op. Tranen over de wangen en schel geschreeuw, de rolstoel op zijn kant.

Op het doek het hoofd van mijn vader, ongeschonden onder de auto vandaan, naast hem de benen van mijn moeder. Naast de auto een grijnzende vrouw, zegevierend. De tekst er onder liet niets te wensen over.

"Ik denk dat ik er inmiddels een eind aan kan breien, bedankt voor de lessen."

Terwijl de ochtend naar middag liep, toog ik eerst naar het terras voordat ik aan een nieuw project begon.

woensdag 30 mei 2012

Ik kwam in de Efteling, maar de Python deed het niet

Mijn uitstapje staat voor de deur. Ik heb een budget om boeken te kopen en kijk daar naar uit. Een dag waar ik speciaal mijn bril voor poets –iets waar ik normaal gesproken lak aan heb, tenzij ik echt niets meer zie. Meestal doe ik voor een dergelijke dag wat voorwerk. Ik kijk naar mijn boekenkast en bemerk dat ik titels mis. Ik ga de schrijvers langs en laat flarden van de verhalen langs me heen glijden. Waar heeft mijn hoofd zin in? Waar ligt het spanningsveld op dit moment? Wat is het laatst gelezen boek dat ik op mijn nachtkastje heb liggen, of wat nog in mijn tas zit, omdat afscheid nemen van het verhaal te abrupt zou zijn? Geleidelijk aan moet je afscheid nemen. Zodat je in kan stromen in een nieuw verhaal. Iets wat aansluit, of zich er van distantieert. Ik dwaal af.

Mijn hoofd zit in de boeken die ik heb. Ik open een internetpagina en struin virtueel langs wat titels. Voor 17:00 besteld, de volgende dag in huis. Ik bestel niets. Ik weet niet wat te kiezen en bemerk dat mijn rondspringende zoon de televisie bijna van zijn sokkel trapt met zijn strandbal, die voor de gelegenheid is opgeblazen om hem reeds te verlekkeren met de aanstaande vakantie. Ik merk dat de deur open waait, de kat begint te miauwen, en er drinken ingeschonken moet worden voor de inwendige mens. Ik kom niet verder dan drie titels die ik reeds bij de Bruna in mijn hand heb gehad en weer terug heb gelegd.

Morgen is mijn dag om te gaan. Het klinkt misschien vreemd maar ik kijk daar echt naar uit. Met mijn all stars banjeren tussen de boeken. Betasten, bladeren en dat alles met enig eerbied -zonder aan boeken te ruiken, dat vind ik smerig. Toegegeven kijk ik ook altijd even of de dichtbundel waar ik in sta ook tussen alle boeken ligt, en zo af en toe zie ik er één staan en koop ik die. Altijd handig als er iemand jarig is.

De dag voordat ik ga is er één van bezinning. Niet meer kijken naar de boeken, ze zitten in je hoofd. Ik zeg mijzelf rustig te blijven, maar in mijn borst is de onrust al. Het pruttelt als een kind die morgen op schoolreis gaat en deze dag al de pakjes fristi heeft mogen uitkiezen in de plaatselijke supermarkt. Joepie.

Dan is het zover. Ik neem de bus naar de grootste stad in de buurt. Fikse ongeduldige stappen, een toiletbezoek uitstellen en over de drempel van de boekenwinkel. Een zucht. Ik ben er. Het kind dat de eerste stapjes, gedurende zijn hernieuwde kennismaking met een uigestrekt strand, zet. De ogen schieten door de winkel. Literatuur, literatuur. Aha. Met twee treden tegelijkertijd (en dat moet er komisch uitzien want ik ben een uiterst klein mannetje) loop ik de trap op. Literatuur!

Op die verdieping met de boeken naar smaak. Maar wacht. Ik moet zoeken. Reisboeken. Kookboeken. Thrillers en eettafels met stapels. Achterin vind ik het enkele schap literatuur. Ik banjer schoorvoetend en een beetje mokkend naar de kasten. Begin bij het midden waar de H. staat. Een ingepakte versie van deel drie van de verzamelde werken van W.F. Hermans. Een deuk in de kaft. Deel één bezit ik niet maar is klaarblijkelijk niet voorradig. Ik zoek naar Edgar Allan Poe, maar dat hebben ze niet, ik zoek en zoek maar vind niets.

Op het strand neemt de wind toe, de korreltjes aan zand slaan het kind in het gezicht. Wolken pakken zich boven de zee samen. Ik pak HhhH op. Het boek dat een complete plank inneemt. De kaften als een filmrol naast elkaar. Een hele plank denk ik. Een hele plank. Het pakje Fristi begint te lekken in de rugzak. De strandbal van mijn zoon is zelfs al lek. De kat die miauwde deed dat voor het laatst want sterft deze avond nog. Van Adriaan van Dis staat er slechts Tikkop, van Mullisch alleen nog Twee Vrouwen. Wolkers staat er niet eens tussen. 14 exemplaren van 1q84 van Murakami. Geen Sartre, Dahl, Bukowski, Vonnegut. Geen Voskuil, Couperus, Virginia Woolf, een enkele Kafka, geen Celine, Miller, een Brusselmans en twee dezelfde uitgaven van Bret Easton Ellis. Voor me zie ik een schap chips, met slechts drie smaken. Op de tafels ligt brood met schaars beleg. Een kopie van de enkele kast, alleen reeds klaar gelegd. Ik druip af. Loop wat dwaas en stil door de straten.

Terugdenkend aan de bibliotheek, waar rijen aan kasten op een grindtapijt stonden, ruggen van boeken die schreeuwden om het hardst. De designwinkel die ik achter me laat biedt ruimte aan veel meer dan de schare aan boeken die ik daar vond. Als romanticus had ik willen zoeken, mijzelf willen overmannen door twijfel. Willen denken dat ik iets te kiezen heb. Uren tussen de boeken lopen. Een stapel twijfelgevallen in de hand. Een blaas die knapt en maar blijven kijken.

Ik kwam in de Efteling, maar de Python deed het niet.

zondag 27 mei 2012

Zondag

Poëzie zondag, is het kijken naar slippers met polka dots,
De persoon er in bedenken
En haar van kleding ontdoen

Om voorts een cracker te smeren;

Poëzie zondag is ook het volgen van de vlieg,
Die schrijvend praat en een voorliefde heeft ten aanzien van het transparante raamwerk

Om voorts koffie te drinken;

Poëzie zondag houdt ook in dat ik me afvraag
Of het drankgebruik van gister
Me vandaag ook nog Rock & Roll maakt

En dan melk voor mijn zoon inschenkt;

Poëzie zondag is mijmeren over het kattenvoer
In de bakjes van de poes,
Restanten als een leeggelopen opblaasbadje

En voorts wat roken;

Poëzie zondag is de nerf van het laminaat volgen
Snelwegen bedenken
En Bruce Willis’stem met‘ÝippeeeKajeeeeehh Motherfucker’

En voorts een pizzakorst in de prullenbak mieteren;

Poëzie zondag maakt van de knikkerbaan
Een darmkanaal
Met een ophoping aan.

Waar ik mijn zoon tot stilte maan daar zijn moeder slaapt op-

Poëzie zondag waar porselein sigaretten tilt
In zonnestralen gelijkend
Een stilleven van verrot fruit

En ik voorts mijn ene over het andere been vouw;

Tot slot is poëzie zondag vooral de porna (voor haar)
Waar ik voorts de afwas doe en het huis kuis.

donderdag 10 mei 2012

Brutale mensen hebben de meeste praatjes achter hun laptopjes

​Veghel, 10 mei 2012


Brutale mensen hebben de meeste praatjes achter hun laptopjes.



Beste NRC, NRC-next, Volkskrant, Trouw, Het Parool, Algemeen Dagblad, Het Financieel Dagblad, Metro, De Pers, Het Veghels Nieuwsblad en vele anderen die ik deze ochtend niet acuut meteen paraat heb,

Naar aanleiding van mijn wens een brief te schrijven, schrijf ik u allen. Op de radio zingt Bruce Springsteen een liedje. Ik neem een trek van mijn sigaret en schik mijn bril op mijn neus. Welkom in het grijze Veghel.

Veghel, ik zie u denken, waar ligt dat, wat weten wij van Veghel? Ik kan u zeggen dat u daar niets over hoeft te weten, het is wat het is, een achtergesteld gebied met de wens te groeien, maar vallend tussen het wal en het schip. Meer woorden wil ik er niet over kwijt. Althans niet nu. Het opgesloten zitten in een dergelijke gemeente is (uiteindelijk) vele woorden waard.

Ook hier is leven.

In ieder geval dat van mij. Mijn leven dat op een soort kantelpunt is, zo noemen we dat. Mijn wens vroeger, was een vader worden die met zijn zoon achter op de fiets en een bak voor op zijn stuur, naar de HEMA zou rijden en daar paardenrookvlees zou kopen, om vervolgens naar huis toe te gaan zijn zoon bij een vriendje af te zetten en te gaan schrijven. Inmiddels zit ik hier. Mijn huis vol dromen, mijn lijf vol wensen en wat een talent.

Dat talent bied ik u aan. U moet daarin natuurlijk zo verstandig zijn het aan te nemen. U moet in mij zien wat ik in de spiegel zie Niet op een foto. Nee, in de spiegel. Daar zit hem de crux vrees ik, want hoe laat ik mijn talent aan u zien. Vermoedelijk niet via een brief die ik met veel bravoure aan u schrijf. Misschien kan mijn blog u overtuigen, dat zou natuurlijk het beste der beste zijn. Temeer daar deze brief alleen op mijn blog komt te staan.

Het plaatsen van deze brief op mijn blog, zorgt er voor dat ik u niet lastig val met mijn wensen, en kan ik ze in betrekkelijke anonimiteit plaatsen op het internet, met de hoop dat u alles van mijn blog zult lezen en denken ‘Joepie! Een talent’.

De bijkomende reden dat ik deze brief op mijn blog plaats, ligt gelegen in het feit dat ik u vooral niet lastig wil vallen tijdens uw werktijden. Want eerlijkheidshalve moet het vervelend voor u zijn tijdens werktijd e-mails, geschreven post en telefoontjes te ontvangen met duizenden ‘schitterende’ aanbiedingen, die, gelijk aan de aanbiedingen die ik ontvang, bestemd zijn voor de delete knop, het oud papier en het bel me niet register.

Dank u voor de komende kans die u me gaat geven, u bent de beste,

Bas Geeraets
tmsgeeraets@gmail.com
http://basgeeraets.blogspot.com